20441 |
dodenwake |
dodenwacht:
doodewach (L387p Posterholt)
|
de dodewake [doeëdewach] [N 96D (1989)]
III-2-2
|
22674 |
doedelzak |
doedelzak:
doedelzak (L387p Posterholt)
|
Het blaasinstrument dat bestaat uit een leren zak waarin de speler lucht blaast die hij dan door druk met de arm in een soort schalmei met toongaten blaast; andere schalmeien aan de zak blijven dezelfde toon geven [doedelzak, doerelzak, moemelzak]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
18252 |
doek |
doek:
dook (L387p Posterholt)
|
doek [SGV (1914)]
III-1-3
|
22873 |
doel |
goal (eng.):
Spr. g uit als in goed.
gool (L387p Posterholt)
|
Doel: in sport.
III-3-2
|
22595 |
doel bij verstoppertje spelen add. |
tellen:
teille (L387p Posterholt)
|
Het doel bij het verstoppertje spelen [buut]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
17925 |
doelloos friemelen |
spelen:
sjpeele (L387p Posterholt)
|
haffelen: Doelloos met de handen spelen (haffelen, krawietelen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
22876 |
doelman |
keeper (eng.):
kieper (L387p Posterholt)
|
Doelman.
III-3-2
|
22872 |
doelpunt |
goal (eng.):
Spr. g uit als in goed.
gool (L387p Posterholt),
Uitspr. g van goed.
gool (L387p Posterholt)
|
Doelpunt. || Goal.
III-3-2
|
25020 |
dof, gedempt van geluid |
dof:
doef (L387p Posterholt)
|
niet helder, gedempt, gezegd van een geluid [grof, dof, hol, schor] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
24137 |
doffer, mannelijke duif |
doffer:
doffer (L387p Posterholt)
|
een mannelijke duif (doffer, kebber, kipper, horen, duivcer) [N 83 (1981)]
III-4-1
|