e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q032a plaats=Puth

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
opbrengst van een aardappelstruik struik: štrūk (Puth) Bij het woordtype kooksel wordt opgemerkt: "eigenlijk voldoende om éénmaal van te eten". [N 12, 19] I-5
openbare verkoop <omschr.> alles wordt verkocht: alles weurd verkoch (Puth), verkoop: Opm. klemtoon op de laatste lettergreep.  verkaup (Puth) openbare verkoping van goederen, huisraad vooral [koopdag, uitroep?] [N 21 (1963)] || openbare verkoping van onroerende goederen [N 21 (1963)] III-3-1
openbroek met linten broek: brook (Puth), snelzeiker: vrouwenbroek zonder `voorkruis`  sjnelzeiker (Puth) nachtkleding: inventarisatie overige soorten; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)] || vrouwen (onder)broek (vero) met zijsplitten en voorzien van linten in de pijpband waarmee de kousen worden vastgemaakt [boks] [N 25 (1964)] III-1-3
opgewarmde koffie breuzel: breuzel (Puth) Opgewarmde koffie (schuddebol?) [N 16 (1962)] III-2-3
opgroeiend jong kipje pul: pø̜l (Puth) Bedoeld wordt het kipje dat niet meer bij de klokhen is maar dat nog niet legt. [N 19, 40c] I-12
ophouden met het werk ophouden: ophauwe (Puth, ... ) ophouden (m.h. werk) [SGV (1914)] III-1-4
opklaren optrekken: optrèkke (Puth) opklaren, helder worden [op-, doorweere, optrekken, afzomen, zich klaren, opklaren] [N 22 (1963)] III-4-4
opper huist: hūs (Puth) De grootste soort hooihoop in het veld. [N 14, 112 en 111 add.; JG 1a, 1b, 2c; A 10, 20; A 16, 3b; A 42, 20b; L 38, 38b; monogr.] I-3
oprispen opstuiken: opsjteuke (Puth), rupsen: röpsje (Puth) oprispen [SGV (1914)] || oprispen, een boertje laten [beuke, bulke, opgeure, opbotte] [N 10a (1961)] III-1-2
opstaan allez-hop: alęi̯ hǫp (Puth) Voermansroep om het paard op te doen staan. [N 8, 95j] I-10