e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q032a plaats=Puth

Overzicht

Gevonden: 3120
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
grond, aarde aarde: ē̜rt (Puth), grond: gronjtj (Puth) De algemene benaming. [S 1, 7, 11, 42; Wi 52; R III, 5, 6, 7, 8; L A1, 150; Vld.; N 18, add.; monogr.] I-8
grootmoeder bes: bèsj (Puth), bøͅš (Puth), bestemoeder: bøͅstəmōdər (Puth), grootmoeder: groatmoodər (Puth, ... ), groatmōdər (Puth), grootmooder (Puth), oma: ōma (Puth) grootmoeder [DC 05 (1937)], [SGV (1914)] || grootmoeder; ik ga bij - en grootmoeder logeren; < 6 jaar [DC 12a (1943)] || grootmoeder; ik ga bij - en grootmoeder logeren; ± 10 jaar [DC 12a (1943)] || grootmoeder; ik ga bij grootvader en grootmoeder logeren; volw. [DC 12a (1943)] III-2-2
grootouders grootouders: groatau̯əš (Puth) grootouders [DC 05 (1937)] III-2-2
grootte grootte: grötte (Puth) grootte [SGV (1914)] III-4-4
grootvader bestevader: bøͅstəvādər (Puth), grootvader: groatvadər (Puth, ... ), groat˃vādər (Puth), opa: ōpa (Puth) grootvader [DC 05 (1937)] || grootvader; ik ga bij grootvader en - logeren; < 6 jaar [DC 12a (1943)] || grootvader; ik ga bij grootvader en - logeren; ± 10 jaar [DC 12a (1943)] || grootvader; ik ga bij grootvader en grootmoeder logeren; volw. [DC 12a (1943)] III-2-2
grote hoeveelheid, hoop hoop: houp (Puth), hopen (mv.): huipe (Puth) hoop [SGV (1914)] || hoopen (mv.) [SGV (1914)] III-4-4
grote lijster grote lijster: gróóte liester (Puth), grôôte līēster (Puth) grote lijster || grote lijster (27 forse vogel; vlekken vallen meer op dan bij zanglijster [019]; krachtige vlucht; ook op trek; broedt tegenwoordig ook bij woningen; luide zang en nest lijken op merel [018]; roep is hard geratel [N 09 (1961)] III-4-1
grote schoonmaak grote poets: de grote poets (Puth), groate poets (Puth), gru̯ətə puts (Puth), poets: de poets is gedo (Puth), veer zin aan de poets (Puth), schoonmaak: de sjoonmaak is gedo (Puth), sjoonmaak (Puth), veer zin aan de sjoonmaak (Puth) de schonmaak is achter de rug [DC 15 (1947)] || het schoonmaken van het gehele huis, dat in het voorjaar plaats heeft [DC 15 (1947)] || Hoe noemt u de voorjaarsschoonmaak? [N105 (2000)] || wij zijn aan het schoonmaken [DC 15 (1947)] III-2-1
gruwelijk gruwelijk: gruwelik (Puth) gruwelijk [SGV (1914)] III-1-4
guit snaak: sjnaak (Puth) guit [SGV (1914)] III-1-4