e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Puth

Overzicht

Gevonden: 3120
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
drijftol kokkeral: koekeral (Puth), + tekening [paddestoelvorm] dit noemt men "koekeralle"en drijft men met de zweep  koekeralle (Puth) drijftol [SGV (1914)] || Hoe noemt men het kinderspeelgoed dat paddestoel- of kegelvormig is en dat met een zweep wordt voortgedreven? [tol] [DC 24 (1953)] III-3-2
drinkbeker duppen: döppe (Puth), halfje: héé(i)fke (Puth), melkbeker: mèlkbêêker (Puth) drinkbeker, aarden of stenen ~; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
drinken drinken: drènke (Puth) drinken [DC 03 (1934)] III-2-3
drinken bij de zeug zuiken: zūkǝ (Puth) Het zuigen of drinken bij de zeug, gezegd van de big. [N 19, 21a] I-12
drinkglas glas: glāās (Puth) drinkglas zonder voet [N 20 (zj)] III-2-1
drinkglas met voet schopje: schöpke (Puth) drinkglas met een voet (kapper, kopper(tje)) [N 20 (zj)] III-2-1
drinkkuil in de wei poel: pōl (Puth) Een kuil in het weiland met drinkwater voor het vee. De woordtypen drinkput en put duiden op een put gemaakt van cementen ringen. [N 14, 70; A 21, 1h; monogr.] I-8
drogen, droog worden (van gemaaid gras) sterven: štęrvǝ (Puth) Het droog worden, gezegd van gemaaid gras. [N 14, 90; monogr.] I-3
dronken zat: zaa.t (Puth), zaat (Puth) dronken [N 10 (1961)] || zat [SGV (1914)] III-2-3
droog blijven t blijft over]: ⁄t blif euver (Puth) droog blijven hoewel er regen dreigt, gezegd van het weer [t weert heen [N 22 (1963)] III-4-4