e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Rekem

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
klopper, garde klopper: klòppər (Rekem) Keukeninstrument voor b.v. het kloppen van room of eieren bestaande uit een aantal lusvormige draden die in een handgreep samenkomen (klopper, garde) [N 79 (1979)] III-2-1
kloven halveren: halvērǝ (Rekem), reten: reten (Rekem) Kloven in de hand (kenen, sprongen, reten, sjrongen). [N 109 (2001)] || Nadat het dier bestorven is, wordt het in twee delen verdeeld door het in de ruggegraat door te kappen. Soms laat men de ruggegraat aan één kant zitten en kapt men de ribben aan de andere kant los. Beide delen worden vervolgens apart verwerkt. [N 28, 89; Veldeke 32, 69; monogr.] II-1, III-1-2
klucht komedie: kemēdie (Rekem) een kort toneelstuk waarin een komisch geval uit het dagelijks leven op grappige wijze wordt behandeld [klucht, knod, stop, grauw] [N 112 (2006)] III-3-2
kluit fom: mengsel (in de vorm van een bol gewoonlijk) van kolengruis en leem om in de kachel te branden  fomə (Rekem) bollen die gevormd worden uit kolengruis, leem en water [ZND 36 (1941)] III-2-1
kluit (geldstuk) kluit: Van Dale: I. kluit, 8. (scherts.) geldstuk; -(gew.) (vroeger) Frans of Belgisch koperen of nikkelen muntstuk van 10 centimes.  kløjt (Rekem) kluit (geldstuk) [ZND 01 (1922)] III-3-1
kluit aarde klot: klǫt (Rekem), klotsje: klǝotšǝ (Rekem), kluit: klȳt (Rekem) [N 27, 36; S 18; R 3, 8; L 28, 8; L 28, 9; L 1a-m; L B2, 290; ALE 257; Vd.; monogr.] I-8
kluwen bol: bol gārə (Rekem), kluwen: klowə (Rekem), kloͅwə (Rekem) Kluwen. [ZND 01 (1922)], [ZND m] III-1-3
knecht, algemeen knecht: knęxt (Rekem), knɛx (Rekem) [L 1, a-m; S 26; Wi 8; monogr.; add. uit S 6] I-6
knellen knellen: knaele (Rekem), pitsen: petšə (Rekem), pitsjen (Rekem) die schoenen knellen mij (doen pijn) [ZND 28 (1938)] || knellen [ZND 01 (1922)] III-1-2
knellen, gezegd van schoenen pitsen: petšə (Rekem), pitsjen (Rekem) die schoenen knellen mij (doen pijn) [ZND 28 (1938)] III-1-3