e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Rekem

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kneuzen blutsen: bloetšə (Rekem), blusjen (Rekem) blutsen, kneuzen (van appelen): de appelen niet blutsen [ZND 21 (1936)] III-2-3
knie knie: kne:j (Rekem, ... ), kneej (Rekem), knej (Rekem), knēj (Rekem) [ZND B1 (1940sq)]knie [ZND 01 (1922)], [ZND 28 (1938)], [ZND m] III-1-1
knieband voor een stier of kalf knieband: knējbānt (Rekem) IJzeren, soms houten beugel of ring aangebracht ter hoogte van de knie, meestal met een touw om de horens. Deze knieband wordt bevestigd om de koeien los te kunnen laten lopen en tevens ze in bedwang te kunnen houden. [N 3A, 14c; monogr.] I-11
kniezen brommen: hē es altied aan t bromen (Rekem), kniezen: knyzə, knizə (Rekem), ər ɛz alti:d ant knizə (Rekem), knoerzen: ər ɛz alti:d ant knuzə (Rekem), monken: ər ɛz alti:d ant moŋkə (Rekem) Hij is altijd aan t kniezen (ontevreden, morren). [ZND 28 (1938)] || kniezen [ZND 01 (1922)] III-1-4
knijpen knijpen: kniepen (Rekem), pitsen: petšə (Rekem), pitsjen (Rekem) die schoenen knellen mij (doen pijn) [ZND 28 (1938)] || iemand in de arm nijpen [ZND 34 (1940)] III-1-2
knikkebenen doorzakken: doorzakken (Rekem), knikkebenen: knikkebenen (Rekem) Met doorknikkende knieën lopen (kwakke(le)n, knikken, doorzakken). [N 109 (2001)] III-1-2
knikker bolletje: bøͅlkə (Rekem), huif: hyf (Rekem), y(3)̄f (Rekem), yf (Rekem), Mv. hy:ve.  hyf (Rekem), klits: voor een mislukte, misvormde, slecht gebakken knikkertje  klits (Rekem), piethuif: nr1 : Dilsen - nr 2 in Rekem, /  pitueven (Rekem) Een knikker. [ZND B1 (1940sq)] || Knikker. [ZND 01 (1922)], [ZND m] || Knikker: de kleine (van steen of glas). [ZND 16 (1934)] || knikkers [SND (2006)] III-3-2
knipogen een oogje knikken: ən oejchskən ob ɛjnə knekə (Rekem), knikken: knĕkə (Rekem), oogje knikken: uigske knikken (Rekem) knipogen [ZND 01 (1922)] || knipogen (een oog dichtdoen als teken van verstandhouding) [ZND 28 (1938)] III-1-1
knobbelzwaan zwaan: IPA, omgesp.  zwāən (Rekem) zwaan: knobbelzwaan (152 dezelfde als de tamme zwaan [N 09 (1961)] III-4-1
knoeien, morsen, bevuilen beknoeien: beknoejen (Rekem), beromen: =beroeten, met roet bevuilen  bərōmə (Rekem), zich bevuilen: zich bevoelen (Rekem) bevuilen [ZND 32 (1939)], [ZND m] III-4-4