26149 |
zomen |
zomen:
zø̜jmǝ (Q012p Rekem)
|
Van zomen voorzien. Zie ook het lemma ɛzoomɛ.' [N 59, 65; N 62, 14b; L 8, 127; MW; S 46; monogr.]
II-7
|
18636 |
zomerkapmanteltje |
pelerine (<fr.):
peldərin (Q012p Rekem)
|
kapmanteltje voor de zomer met een ovaalvormig voor- en achterpand [pelderien] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18675 |
zomerkleren |
zomerkleren:
zoͅmərkleͅijər (Q012p Rekem)
|
zomerkleren [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18670 |
zondagse kleren |
`s zondagse kleren:
sondəsə kleͅijər (Q012p Rekem)
|
zondagse kleren [t sondagsdinge] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18328 |
zondagse schort |
cotonnade (fr.) scholk:
kartənatəšoͅlək (Q012p Rekem)
|
schort, blauw-wit linnen zondagse schort [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18342 |
zool van een schoen |
zool:
zaol (Q012p Rekem)
|
zool van een schoen [N 24 (1964)]
III-1-3
|
28991 |
zoom |
zoom:
zǫwm (Q012p Rekem)
|
De omgeslagen en vastgenaaide rand aan een stuk weefsel of een kledingstuk. Volgens Het Beste Naaiboek (pag. 290) zijn er drie soorten zomen: de omgeslagen zoom, de valse zoom en de apart aangezette zoom. Zie afb. 38. [N 62, 14a; L 8, 126; Gi 1.IV, 15; MW; S 46; monogr.]
II-7
|
20189 |
zoon |
zoon:
zaon (Q012p Rekem, ...
Q012p Rekem),
zèùn (Q012p Rekem)
|
zoon [ZND 11 (1925)]
III-2-2
|
19222 |
zuchten |
lamenteren:
lamənti:rə (Q012p Rekem)
|
zuchten, stenen [ZND B1 (1940sq)]
III-1-4
|
20286 |
zuigfles |
fles:
de fles (Q012p Rekem),
tutterfles:
tutterfles (Q012p Rekem)
|
zuigfles; een fles met speen om zuigelingen met melk te voeden [teuter, lots, tutter, teuterfles] [N 115 (2003)]
III-2-2
|