32928 |
opper |
heukel:
hī.kǝl (L358p Reppel)
|
De grootste soort hooihoop in het veld. [N 14, 112 en 111 add.; JG 1a, 1b, 2c; A 10, 20; A 16, 3b; A 42, 20b; L 38, 38b; monogr.]
I-3
|
19321 |
opscheppen |
blagueren (< fr.):
(vgl. A.N. brageren is pronken) di-j is nûw ins alti-jd aan ¯t blagère iêver hèèr hûs, hèèr kleijer, hèèr keiner ...
blagère (L358p Reppel),
bronken:
De moos ze ins zeen brònke möt hère nûwe mantel
brònke (L358p Reppel)
|
pochen, opscheppen || pronken, opscheppen
III-1-4
|
19322 |
opschepper |
blaas:
is mich det ein dikke bloas
bloas (L358p Reppel),
blagueur (fr.):
Syn. bluffer of blufkònt
blageur (L358p Reppel),
bluffer:
bluffer (L358p Reppel),
blufkont:
blufkont (L358p Reppel),
jan-mijn-kloten:
eine jan-mi-jn-klute (L358p Reppel),
kale jakker:
ki-jk mich dèè kale jakker(d) ins iêver de stroat paradère es want hèè hiêl Bree aan zi-jn kònt hèèt hange
kale jakker (L358p Reppel),
kale kus-mijn-kloten:
eine kale kis-mi-jn-klute (L358p Reppel),
stoefer:
Verklw. stoeferke
stoefer (L358p Reppel)
|
dwaas, opschepper || een verwaande aansteller || grootspreker || opschepper || opschepper, die daartoe eigenlijk geen reden heeft
III-1-4
|
17866 |
opschuiven |
opschuiven:
opchieve (L358p Reppel)
|
Opschuiven: in zijwaartse richting schuiven (opschikken, schavielen, opschuiven, opzij gaan) [N 108 (2001)]
III-1-2
|
33078 |
opsteken van de schoven |
opsteken:
ǫpstē̜.kǝ (L358p Reppel)
|
Het op de oogstkar laden van de gedroogde schoven. Dit gebeurt door twee personen, de één, de opsteker (zie het lemma ''opsteker'', 5.1.4) steekt de schoven met een oogstgaffel van het hok naar de kar omhoog, waar de ander, de tasser (zie het lemma ''tasser op de wagen'', 5.1.5) de schoven aanneemt en in lagen (zie het lemma ''laag schoven op de wagen'', 5.1.7) op de oogstkar tast. Vergelijk ook het lemma ''hooi opladen'' (5.1.5) in aflevering I.3.' [JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-4
|
34000 |
optuigen |
aandoen:
ā.ndō.n (L358p Reppel)
|
Een trekpaard van het nodige trektuig voorzien. Men zet het hoofdstel op het hoofd van het paard, plaatst het haam om zijn nek, legt het schoftzadel op zijn rug en doet het achterhaam aan. Tenslotte gespt men de verschillende delen aan elkaar. [JG 1b; N 8, 97a; monogr.]
I-10
|
20201 |
opvoeden, grootbrengen |
opbrengen:
opbrènge (L358p Reppel),
opleiden:
opleije (L358p Reppel),
optrekken:
een volkser gezegde voor opleije
optrèkke (L358p Reppel)
|
opvoeden || opvoeden, grootbrengen
III-2-2
|
20207 |
opvoeding |
opvoeding:
opvojing (L358p Reppel)
|
opvoeding
III-2-2
|
19037 |
opzettelijk |
expres:
ekspres (L358p Reppel),
De höbs det espres neet gezagt
espres (L358p Reppel)
|
moedwillig, opzettelijk || moedwillig,opzettelijk
III-1-4
|
22737 |
orgel |
orgel:
ergel (L358p Reppel, ...
L358p Reppel)
|
Een nieuw orgel (in de kerk). [ZND 42 (1943)] || Een nieuw orgel. [ZND 42 (1943)]
III-3-2, III-3-3
|