e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Reppel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rammelaar konijnsrekel: kni-jnsrèkel (Reppel), rammelaar: ook haas  remmelèèr (Reppel), rekel: rēͅkəl (Reppel) konijn, mannetje || rammelaar, mannetje konijn [Goossens 1b (1960)] III-2-1
rammenas radijs: radies (Reppel), rammenas: ramənats (Reppel) [ZND 41 (1943)] I-7
rapen rapen: rā.pǝ (Reppel) De aardappelen oprapen en in een mand bijeen doen, achter de rooiers of achter de rooiende ploeg aanlopend. [N 12, 21; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit N 12, 18; A 23, 17d; Lu 1, 17d] I-5
rauw rauw: rauw vleis (Reppel), rauw vlijs (Reppel) Rauw vlees. [ZND 41 (1943)] III-2-3
ravotten razen: roazen (Reppel), spelen: spielen (Reppel) Hoe zeg je: de jongens ravotten (luidruchtig, wild stoeien, spelen)? [ZND 41 (1943)] III-3-2
razen en tieren tempeesten: Hèè mook zich dik; hèè stòng doa te tampiêste wi-j eine roazende zot  tampiêste (Reppel) razen, tieren (fig.) III-1-4
razend van woede razentig: doon ze det hiêrde, wèèrde ze roazentig koad  roazentig (Reppel) zeer boos III-1-4
refrein refrein: refrein (Reppel, ... ) Een refrein (het steeds terugkerende gedeelte van een lied). [ZND 41 (1943)] III-3-2
regen (alg.) regen: De verouderde vorm is: rèèngel.  rège(n) (Reppel), Lichtverouderd voor: règen.  rèèngel (Reppel) regen III-4-4
regenen (alg.) regenen: (⁄t waas zó goot es zieker dei het zou) regenen (Reppel), règene (Reppel), rèèngele (Reppel) regenen || Regenen. ¯t Was zo goed als zeker, dat het zou regenen. [ZND 46 (1946)] III-4-4