19702 |
vloertegel |
dalle (fr.):
met stoottoon vgl. Fr. dalle Ver goan viêr uis hûs nûw dals loate lègke
dal (L358p Reppel),
plavei:
plevej (L358p Reppel),
De wèèg noa de höl is möt gooj viêrnemes geplavejdsj
plevej (L358p Reppel)
|
grote meestal cementen tegel || plavei || tegel
III-2-1
|
18217 |
vod |
lap:
lap (L358p Reppel)
|
Vod. Met een vod afkuisen [ZND 37 (1941)]
III-1-3
|
33229 |
voederbieten |
kroten:
kruǝtǝ (L358p Reppel)
|
Beta vulgaris L. subsp. vulgaris. De algemene benaming van de bieten die gekweekt worden om als veevoeder te worden gebruikt. De voederbiet groeit grotendeels boven de grond, in tegenstelling tot de suikerbiet waarvan alleen de bladerkruin boven de grond uitkomt. De plant gedijt het best op losse vochthoudende zandgrond en verdraagt zware stalmest- of gierbemesting. Het is vanouds een in Limburg veel verbouwd veevoeder dat in het eigen gemengde bedrijf werd benut. Voor de fonetische documentatie van het tweede woorddeel in de samenstellingen zoals voederbieten, waarvan dat tweede element ook als enkelvoudig woord in het lemma voorkomt, zie onder dat enkelvoudig woord, i.c. bieten. In de vragenlijsten is steeds naar de meervoudsvorm gevraagd. [N 12, 38; N 12A, 1; JG 1a, 1b, 1d, 2b, 2c; A 13, 2b; L 43, 4b; monogr.]
I-5
|
21958 |
voederen |
voeden:
vōi̯ǝ (L358p Reppel)
|
Het geven van voer aan het vee. [Wi 36; Wi 39; L A2, 370; RND 8, 97; S 20; Vld.; monogr.]
I-11
|
20483 |
voedsel |
spijs:
algemeen woord Den Hiêr zi-j dank,/ viêr spi-js en drank
spi-js (L358p Reppel),
voedsel:
voodsel (L358p Reppel)
|
het eten || voedsel
III-2-3
|
28326 |
voerman |
voerman:
vōrma.n (L358p Reppel)
|
Persoon die een ingespannen paard bestuurt of ment. [JG 1a, 1b; monogr.]
I-10
|
17777 |
voet |
voet:
vōt (L358p Reppel)
|
voet [ZND m]
III-1-1
|
17778 |
voetzool |
zool:
zoal (L358p Reppel),
zool (L358p Reppel)
|
hoe heet het onderste vlak van de voet [ZND 40 (1942)]
III-1-1
|
24268 |
vogel, algemeen |
gevogelte:
gevogelte (L358p Reppel),
vogel (mv.):
viêgel (L358p Reppel),
vugel (L358p Reppel)
|
gevogelte [ZND 35 (1941)] || vogel || vogels, mv.
III-4-1
|
24487 |
vogelmuur |
mier:
mē.r (L358p Reppel),
muur:
meer (L358p Reppel)
|
muurkruid || Stellaria media L. Zeer algemeen voorkomend onkruid op bouwland en braakliggende gronden met kleine donkere zaadjes en groene blaadjes. Het groeit laag boven de grond in samenhangende trossen en bloeit van februari tot november met kleine witte bloempjes. Kippen (en kanaries) eten het graag en sommige benamingen wijzen ook hierop. De lengte varieert van 10 tot 40 cm. Het is bekender onder de oude naam muur. Voor weie (wilgen) zie ook de toelichting bij het lemma Hanepoot. [JG 1a, 1b, 2c; A 60A, 59; monogr.]
I-5, III-4-3
|