19457 |
waterdamp, wasem |
domp:
soms hoort men dimp
dòmp (L358p Reppel),
wasem:
wāsəm (L358p Reppel)
|
damp [ZND 33 (1940)]
III-2-1
|
20484 |
waterige kost |
schotelwater:
Ze zatten òs doa wat sjutelwater viêr, buu deste Maastreecht kos duur zeen (zo dun was ze)
sjutelwater (L358p Reppel)
|
zeer dunne soep
III-2-3
|
19510 |
waterketel, moor |
ketel:
kītəl (L358p Reppel),
moor:
De muur stòng oppe stoaf te zòngele
muur (L358p Reppel)
|
de gewone ketel om water te koken (fr. bouilloire) [ZND 36 (1941)] || waterketel
III-2-1
|
33093 |
waterring van de mijt |
deklaag:
deklaag (L358p Reppel)
|
Waterring, waterlaag of kaplaag van de korenmijt. De laag schoven die het verst naar buiten steekt, juist waar de kap begint. Zie de toelichting bij het lemma ''buitenstaande korenmijt'' (5.1.18). Voor euze enz. vergelijk wnt XI, onder oozie, ooziedrup enz., "het gedeelte van het dak dat over den muur uitsteekt en het regenwater afwerpt", "afdak" dus. Zie afbeelding 8, a. [N 15, 45c; JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-4
|
24275 |
watersnip |
snep:
snep (L358p Reppel)
|
watersnip
III-4-1
|
20435 |
weduwe |
weef:
weef (L358p Reppel)
|
weduwe
III-2-2
|
20451 |
weduwnaar |
wedeman:
wedeman (L358p Reppel),
wevenaar:
wevenèèr (L358p Reppel)
|
weduwnaar
III-2-2
|
21518 |
weekblad? |
prentenboek:
printebook (L358p Reppel)
|
weekblad met veel prenten en fotos [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
18166 |
weer genezen |
weer op zijn stokken:
weer op zein stekke (L358p Reppel)
|
hij is weer op zijn effen (weer genezen) [ZND 34 (1940)]
III-1-2
|