| 33779 |
wisselen van de tanden |
wisselen:
wesǝlǝ (L358p Reppel)
|
Het breken of wisselen van de veulentanden gebeurt op twee en een half- à drie en een halfjarige leeftijd; het veulen verliest de melktanden en krijgt paardetanden, eerst de twee voorste tanden of binnentanden. Als het omstreeks vier jaar is, breken de twee middentanden en op vier en een half- à vijfjarige leeftijd de twee hoektanden. [JG 1a, 1b; N 8, 19]
I-9
|
| 18290 |
wit halsboordje |
col (fr.):
ne kol (L358p Reppel)
|
wit halsboordje (fr. faux-col) [ZND 32 (1939)]
III-1-3
|
| 34538 |
wit van het ei |
wit:
wet (L358p Reppel)
|
[JG 1b, 1c; monogr.]
I-12
|
| 20654 |
witte kool |
kabots:
kebûts (L358p Reppel),
kəbu.itsə (L358p Reppel),
kabuits:
Verkorting voor kebûtsekiêl Eng. cabbage
kebûts (L358p Reppel),
wit moes:
wet mōs (L358p Reppel),
witte kool:
witte kool (L358p Reppel)
|
[Goossens 1b (1960)]een witte kabuis(kool) [ZND 36 (1941)] || witte kool
I-7, III-2-3
|
| 20620 |
wittebrood |
mik:
Van bruud weerd men gruut/ en van mik weerd men dik
mik (L358p Reppel)
|
witbrood
III-2-3
|
| 18867 |
woede |
gift:
Ze stampde oppe grònd van gift In det menneke zitsj vèèl gift
gift (L358p Reppel)
|
drift, woede
III-1-4
|
| 17890 |
woelen |
schravelen:
sjravele (L358p Reppel)
|
Woelen: onrustig heen en weer bewegen (woelen, sjravelen, sjörge) [N 108 (2001)]
III-1-2
|
| 33943 |
wolfsgebit, gebroken gebit |
stang:
staŋ (L358p Reppel)
|
Dit bit, gebruikt om moeilijke paarden te beteugelen, heeft een stang die in het midden scharniert. Het wordt vooral gebruikt bij rijpaarden. Op verscheidene plaatsen heeft dit soort bit kennelijk geen aparte naam. Dit wordt uitdrukkelijk gemeld voor: Q 80, 152, 162, 182. Er bestaan ook wolfsgebitten met een beugel in het midden om moeilijke paarden te beteugelen. De namen voor de twee types worden niet strikt uit elkaar gehaald. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 43]
I-10
|
| 18132 |
wonde |
wonde:
wonj (L358p Reppel, ...
L358p Reppel)
|
een wonde met warm water baden [ZND 32 (1939)] || wonde [ZND 45 (1946)]
III-1-2
|
| 21267 |
woord |
woord:
wūərt (L358p Reppel)
|
woord [ZND m]
III-3-1
|