27345 |
boorijzer |
boor:
bȳr (L358p Reppel)
|
Werktuig om ronde gaten te maken in hout of metaal, bestaande uit een metalen staaf met snijdende delen. Het boorijzer wordt bevestigd in een handvat, een booromslag of in de kop van een boormachine. [N 53, 160a; N 53, 161b; monogr.]
II-12
|
19600 |
bord |
telder:
èè hauw ure wi-j telleerkes
tejjer (L358p Reppel),
telloor:
Det viltsj möt, zag de meid en ze roldzje möt de telère nannen trap
teleer (L358p Reppel)
|
eetbord
III-2-1
|
20563 |
borrel |
drupje:
Eder joar wèren er möt Nûwjoar hiêl wat dröpkes gedrònke
dröpke (L358p Reppel)
|
glaasje sterke drank
III-2-3
|
19563 |
borrelglaasje |
glaasje:
Eè stevig glèèske achteriêversloan
glèèske (L358p Reppel)
|
borreltje
III-2-1
|
26141 |
borst |
borst:
bǫrst (L358p Reppel)
|
Zie afbeelding 2.19. [JG, 1b; N 8, 32.2]
I-9
|
33968 |
borsttuig |
borsthaam:
borsthaam (L358p Reppel)
|
Trektuig bestaande uit een stel leren riemen, dat wel eens gebruikt wordt in plaats van een haam, als het paard aan de schouders gedrukt is (zie WLD I, afl. 9, p. 111). In een vrij groot aantal opgaven verwijst de benaming voor een deel van het borsttuig naar het geheel, bv. het woordtype borstriem. Het omgekeerde, waarbij de term voor het geheel gebruikt wordt ter aanduiding van een onderdeel ervan, komt minder vaak voor (zie lemma Borstriem). [JG 1b, 1c, 1d, 2c; N 13, 51]
I-10
|
33773 |
bosje haar dat tussen de oren naar voren hangt |
bles:
blęs (L358p Reppel)
|
Bosje haar dat van tussen de oren over de kol of het voorhoofd tot over de ogen neerhangt. Zie ook het volgende lemma met bles in de betekenis van een lange, witte streep over de paardekop tot halverwege de neus. Zie afbeelding 2.2. [JG 1a, 1b; N 8, 26; S 27]
I-9
|
19731 |
bot |
bot:
boͅt (L358p Reppel)
|
bot (niet scherp) [ZND 32 (1939)]
III-2-1
|
19585 |
bot mes |
viggel:
vigkel (L358p Reppel)
|
een bot mes
III-2-1
|
34258 |
boter |
boter:
būi̯ǝtǝr (L358p Reppel),
botter:
bytǝr (L358p Reppel)
|
Het bovengedreven vet op de melk. Dit is het eindprodukt van het karnen. [N 12, 51, 52, 55, 58 en 61; JG 1a, 1b; L 1a-m; L 1u, 114; L 20, 26b; L 22, 8; L 27, 67 en 69; S 4 en 17; A 4, 26a en 26b; A 7, 19, 21, 22 en 23; A 9, 15b; A 16, 8a; A 28, 7; N 5A (I]
I-11
|