id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
30800 | flank | flanken: flā.ŋkǝ (Reppel), zijden: zīǝ (Reppel) | Zijkanten van de buik tussen de achterste ribben en de heup. De flanken dienen kort, gesloten en gevuld te zijn. Zie afbeelding 2.32. [JG 1a, 1b; N 8, 12 en 32.10] I-9 |
20838 | flauw | flauw: flauw (Reppel), leps: leps (Reppel) | flauw || meeps (flauw van smaak) [ZND 31 (1939)] III-2-3 |
18010 | flauwvallen | kwalijk vallen: kaolek (Reppel, ... ) | Bezwijming: flauwte, onmacht (zwijm(el), onmacht, kwalijk, flauw). [N 107 (2001)] III-1-2 |
19288 | flikflooien | fletsen: fletse (Reppel), flikflooien: flikfluje (Reppel) | flemen, vleien || mooipraten, mouwvegen III-1-4 |
33755 | fokmerrie | kweekmeer: kwēkmē̜.r (Reppel) | Een merrie geschikt voor de kweek of die één of meer veulens gehad heeft. Een kweekmeer werkt niet (Q 168), terwijl een veulensmeer ook in de kar loopt (Q 77). In tegenstelling tot een veulensmeer is een kweekmeer gewoonlijk drachtig. Kleinere boeren zorgen ervoor een veulensmeer te hebben, die jaarlijks een veulen werpt, waardoor elk jaar een aanspanner ter beschikking staat. [JG 1a, 1b; N 8, 50b] I-9 |
34312 | fokzeug | zoog: zūi̯ǝ.x (Reppel) | Zeug die men houdt om biggen te winnen. [JG 1a, 1b; N M, 22 add.; monogr.] I-12 |
20143 | fopspeen | lots: syn. tuter lòts (Reppel) | fopspeen III-2-2 |
21556 | fortuin maken | fortuin maken: hij zal fortun maken (Reppel) | Fortuin. [ZND 35 (1941)] III-3-1 |
33528 | framboos | abrikoos: abrikoos (Reppel), hennenbeer: hinnebiêre (Reppel) | framboos [ZND 34 (1940)] I-7 |
21555 | frankrijk | frankrijk: Ve hebben in Frankriek gezeete (Reppel) | Wij hebben in Frankrijk gezeten. [ZND 35 (1941)] III-3-1 |