e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Reppel

Overzicht

Gevonden: 2002
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
grootmoeder bonne-maman (fr.): bommama (Reppel), grootmoeder: grootmooder (Reppel), peetje: peetje (Reppel) grootmoeder [ZND 35 (1941)] || grootmoeder (gemeenzaam/kindertaal) [ZND 35 (1941)] III-2-2
grootte grootte: gry(3)̄ədə (Reppel) grootte [ZND 01 (1922)] III-4-4
grootvader bon-papa: bompapa (Reppel), grootva: grootva (Reppel), peteren: pietere (Reppel) grootvader (gemeenzaam/kindertaal) [ZND 35 (1941)] III-2-2
grote boerderij geleg: gǝlɛx (Reppel) Als grootte-aanduiding geven de informanten doorgaans "minstens 10 hectare" op; soms noemt men ook de maximum-grootte erbij, bijvoorbeeld: "van 20 tot 40 ha". Het aantal paarden is vaak ook criterium om van een "groot bedrijf" te spreken, bijvoorbeeld "boerenhof met paarden" (L 213). In het Leuvens materiaal, lijst 35, vraag 59 is gevraagd naar geleg of geleeg, met de betekenis "boerderij met grote landerijen". Naast specifieke termen vindt men tussen de opgaven ook enige omschrijvingen, vooral met behulp van het bijvoeglijk naamwoord groot. Voor de fonetische documentatie van het type boerderij, zie het lemma "boerderij, algemeen" (1.1.1). [A 10, 2c en 3a; L 22, 1a; L 35, 59; monogr.; add. uit L 38, 22] I-6
grote hoeveelheid, hoop hoop: einen huip (Reppel) grote hoeveelheid III-4-4
guit pagadder: In de oorspronkelijke Sp. bet. betaalmeester, maar op onze dagen wordt het woord vooral gebruikt voor een klein kind. Ich waas doon nog zuu eine pagadder van ein paar jaar aud  pagadder (Reppel) snaak, guit, kwajongen III-1-4
gulden gulden: gulden (Reppel) gulden [ZND 35 (1941)] III-3-1
gulden mis gulden mis: gulle mes (Reppel) Gulden mis (op Quatertemper woensdag in de advent). [ZND 35 (1941)] III-3-3
guur, kil en schraal weer kil (weer): (ook in fig. zin gebruikt).  keel (Reppel), killig (weer): LET OP: de paginering van deel 2 (Ned.-Brees).  killig (Reppel) guur, kil III-4-4
haagwinde pispotje: pispötsje (Reppel), winde: wenj (Reppel), winde (Reppel) Calystegia sepium (L.) R.Br. Zeer algemeen voorkomend onkruid vooral op bouwlanden en vochtige gronden, klimmend in heggen en dergelijke met een tot 3 meter lange, windende, vrijwel kale stengel en hart- tot pijlvormige bladeren. De grote klokvormige bloemen zijn wit (soms roze) van kleur. De plant bloeit van juni tot september en is meer bekend onder de naam pispotjes (Convolvulus sepium L.). Bij de naamgeving wordt vaak geen onderscheid gemaakt of vindt verwisseling plaats met de kleinere, kruipende akkerwinde (zie lemma Akkerwinde). De volgorde van de varianten van het type winde is: 1. de tweelettergrepige woorden; 2. in de eenlettergrepige naar klinker: /e - ē - ę - i/. Zie Pauwels 1933 en Brok 1991. [JG 1c, 2c; A 17, 6a; L 1, a-m; L 1u, 80; L 15, 5; S 11; monogr.; add. uit JG 1b] || haagwinde [Goossens 1b (1960)] || hagewinde I-5, III-4-3