29061 |
kraagpunt |
kragepunt:
krāgǝpønt (L299p Reuver)
|
Het spits toelopende uiterste deel van de legger van de kraag aan de schouderzijden, haaks op de revers. [N 59, 122b]
II-7
|
34491 |
kraaien, gezegd van de haan |
kraaien:
krɛi̯ǝ (L299p Reuver)
|
[N 19, 49; Vld.; monogr.]
I-12
|
17562 |
kraakbeen |
knoers/knors:
knoors (L299p Reuver)
|
kraakbeen [noerz, knorzel, knoezelbeen] [N 10a (1961)]
III-1-1
|
19697 |
kraan |
kraan:
krān (L299p Reuver)
|
kraan
III-2-1
|
24196 |
kraanvogel |
korenkraan:
kornekraan (L299p Reuver)
|
kraanvogel [SGV (1914)]
III-4-1
|
17918 |
krabben |
kratsen:
kratse (L299p Reuver),
schobben:
zich sjoebbe (L299p Reuver),
schuren:
sjōēre (L299p Reuver)
|
krabben: schuren, krabben tegen jeuk [schobbe] [N 10 (1961)] || krabben: zijn hoofd krabben tegen jeuk [kraowe] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
28904 |
kragenblok |
persbok:
pɛrsbuk (L299p Reuver)
|
Voor het strijken van de kraag gebruikt men het kragenblok. Het kragenblok dient ook voor het inpersen van borststukken, het gladmaken van korte vlakten en het platpersen van kleine naden (Gerritse, pag. 34). De informant van L 417 zegt de kragen op de tafel te strijken. De informant van Q 83 vermeldt dat het heel lang geleden is dat hij een kragenblok heeft zien gebruiken. Er bestaan alleen houten kragenblokken. Zie ook het lemma ɛpersplankɛ.' [N 59, 19e]
II-7
|
18372 |
krakende schoen |
kraakschoen:
kraaksjoon (L299p Reuver)
|
schoenen die een krakend geluid maken als men er op loopt [kraokschoen] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
23718 |
kralen van de rozenkrans |
kralen:
kralle (L299p Reuver, ...
L299p Reuver)
|
De kralen van de rozenkrans [de kralle, krelkes, kraole, kräölkes?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
28880 |
kralennaald |
kraaltjesnaald:
krɛlkǝsnǭlt (L299p Reuver)
|
Extra lange naald voor het verwerken van kraaltjes en pailletten. [N 62, 49c]
II-7
|