17687 |
luchtpijpen |
luchtpijpen:
lochpīēpe (L299p Reuver)
|
luchtpijpen [loospiepe] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
31236 |
luchtregelaar |
tongovaal:
toŋovāl (L299p Reuver)
|
De klep, schuif of kraan waarmee men de luchttoevoer uit de luchtleiding naar het vuur toe regelt. In L 290 en L 291 was een luchtregelaar bij een blaasbalg niet gebruikelijk, bij een ventilator daarentegen wel. Zie voor het woordtype foch ook RhWb (II), kol. 696, s.v. Foche: "Schieber im Ofenrohr, der den Luftzug hemmt oder fordert, Regulierklappe. [N 33, 18; N 33, 17]
II-11
|
25217 |
luchtx |
lucht:
lŏŏcht (L299p Reuver),
lòch (L299p Reuver),
Algemene opmerking: lijst niet omgespeld (zo letterlijk mogelijk overgenomen).
loch (L299p Reuver),
Algemene opmerking: lijst niet omgespeld!
lox (L299p Reuver),
Algemene opmerking: lijst niet omgespeld! ps. onder de o staat nog een `; deze combinatieletter is niet te maken.
lox (L299p Reuver)
|
lucht [DC 03 (1934)], [SGV (1914)]
III-4-4
|
19619 |
lucifer |
zwegeltje:
zwägelke (L299p Reuver),
zwêgelke (L299p Reuver)
|
lucifer [SGV (1914)]
III-2-1
|
18918 |
lui |
lui:
lui (L299p Reuver),
luuij (L299p Reuver),
voos (?):
fŏĕws (L299p Reuver)
|
lui (traag) [SGV (1914)] || niet verlangend om te werken of een handeling te verrichten [lui, niet scheutig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21346 |
lui (lieden) |
lui:
lūūj (L299p Reuver)
|
lui/lieden; de - zijn vandaag allemaal buiten op het land aan het maaien [DC 03 (1934)]
III-3-1
|
18878 |
luid schreien |
beuken:
beuke (L299p Reuver),
böəkə (L299p Reuver),
krijten:
krieten (L299p Reuver)
|
krijten [SGV (1914)] || zeer luid huilen [janken, schreiten, beuken] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
23217 |
luiden |
luiden:
loeje (L299p Reuver, ...
L299p Reuver),
lŭŭjen (L299p Reuver)
|
luiden [SGV (1914)] || Luiden [luuje, lujje, loewe?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23252 |
luiden voor de mis |
luiden:
et loet (L299p Reuver),
loeje (L299p Reuver, ...
L299p Reuver)
|
De klok luiden vóór de aanvang van de doordeweekse mis(sen). [N 96A (1989)] || Het luiden van de klokken op zondag een half uur en/of een kwartier vóór de aanvang van de vroegmis, de hoogmis, het lof of de vespers. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23474 |
luiden voor een begrafenis |
doodsklokken:
doedsklokke (L299p Reuver)
|
Het luiden bij de begrafenis [t loet tsóm jraaf?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|