20727 |
vlaai |
vlaai:
Nieuwe [spelling]
flaaj (L299p Reuver)
|
Vla, bekend cirkelvormig gebak met vulling (vlaoj, flaaj, tabbeschaas?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20730 |
vlaai met deegdeksel |
dekselvlaai:
Nieuwe [spelling]
dekselflaaj (L299p Reuver),
vlaai met deksel:
Nieuwe [spelling]
flaaj met deksel (L299p Reuver)
|
Vla met deksel van deeg (dekselvlaoj, slof, toeslaag?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20731 |
vlaai met reepjes deeg |
vlaai met riempjes:
Nieuwe [spelling]
flaai met reemkes (L299p Reuver)
|
Vla waarover kruislings reepjes van deeg zijn gelegd (lödderkesvlaa?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20729 |
vlaaienvulling |
spijs:
Nieuwe [spelling]
sjpīēs (L299p Reuver)
|
Vruchtenmoes dat op de vla gesmeerd wordt (spijs?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
19602 |
vlaaischotel |
vlaaienschotel:
flaajesjóttel (L299p Reuver)
|
schaal, plat, om een vlaai op te dienen [flaaischottel] [N 07 (1961)]
III-2-1
|
21424 |
vlaams |
vlaams:
vlaoms (L299p Reuver)
|
Vlaams; bijvoeglijk naamwoord - [DC 47 (1972)]
III-3-1
|
24266 |
vlaamse gaai |
blauwe markolf:
blauwmarkoef (L299p Reuver),
blauwmarkolf:
blaumarkoef (L299p Reuver)
|
meerkol [SGV (1914)] || vlaamse gaai
III-4-1
|
21394 |
vlag |
vlag:
vlag (L299p Reuver, ...
L299p Reuver)
|
vlag [SGV (1914)] || vlag: Loopt Klaas voorop met de -? [DC 39 (1965)]
III-3-1
|
30487 |
vlaggen |
russen:
rø̜s (L299p Reuver)
|
Plaggen of zoden die als nokbedekking worden gebruikt. Tegenwoordig wordt de nok vooral afgedekt met behulp van vorstpannen. Zie ook het lemma 'Vorstpan' in wld II.8, pag. 86. [N F, 9; N 4A, 34b]
II-9
|
25003 |
vlak, gelijk |
vlak:
vlaak (L299p Reuver)
|
vlak [SGV (1914)]
III-4-4
|