20159 |
jongen |
jong:
jong (Q168a Rijkhoven, ...
Q168a Rijkhoven)
|
jongen (knaap) [ZND 01 (1922)] || jongen; een lamme - [ZND 29 (1938)]
III-2-2
|
20334 |
jongste kind |
ponnetje:
pwonneke (Q168a Rijkhoven)
|
jongste kind; hoe heet het jongste kind van het gezin? [ZND 36 (1941)]
III-2-2
|
21335 |
jood |
jood:
eene jud, twee judden (Q168a Rijkhoven, ...
Q168a Rijkhoven)
|
Een jood, twee joden, [ZND 27 1938)] || Een jood, twee joden. [ZND 27 1938)]
III-3-1, III-3-3
|
23211 |
judas |
judas:
eene zjudas (Q168a Rijkhoven)
|
Een Judas (uitspraak van j als in ja? of zj als in Frans Jean?). [ZND 27 (1938)]
III-3-3
|
21336 |
juffrouw |
juffrouw:
juffroo (Q168a Rijkhoven)
|
juffrouw [ZND 27 (1938)]
III-3-1
|
18192 |
jurk |
kleed:
e bloo kleed (Q168a Rijkhoven)
|
blauw kleed [ZND 32 (1939)]
III-1-3
|
20697 |
jus, vleesnat |
jus:
jus (Q168a Rijkhoven)
|
vleesnat, jus [ZND 36 (1941)]
III-2-3
|
21912 |
kaal duivenjong |
kwakjong:
kwà.kjo.ŋk (Q168a Rijkhoven)
|
Kaal duivejong. [Goossens 1b (1960)]
III-3-2
|
21047 |
kaam |
kaam/kamen:
kwǫm (Q168a Rijkhoven)
|
Het wit gerimpeld of vlokkig vlies op wijn, bier, azijn, etc. dat wordt gevormd door een spruit- of gistzwam. [S 16; L 1 a-m; L 27, 53; monogr.]
II-2
|
20768 |
kaantjes |
krappen:
krápə (Q168a Rijkhoven)
|
kanen [Goossens 1b (1960)]
III-2-3
|