22164 |
hooi |
hooi:
h˙ø̜i̯ (Q117b Rimburg)
|
Gemaaid en op het veld drogend of gedroogd gras. In de klankkaart is de klankkleur (eerst velair, dan palataal) en de lengte van de klinker aangegeven; korte klinkers hebben een toevoeging aan het symbool. De aan- en afwezigheid van de j-klank is niet in kaart gebracht, maar uit de varianten in het lemma zelf af te lezen; per aangegeven klankkleur en lengte staan steeds de diftongen vooraan. Wanneer er meer dan één variant voor een plaats was opgegeven, is bij voorkeur het materiaal van de mondelinge enquêtes in kaart gebracht. [N 7, 58; N 14, 88b en 128a; JG 1a, 1b; A 10, 17 en 20; A 16, 1-4; L 1 a-m; L 27, 17; L 34, 70; L 38, 35-36; RND 122; Wi 52; S 14; R (s]
I-3
|
32903 |
hooien, hooibouw |
hooi maken:
hø̜i̯ mākǝ (Q117b Rimburg),
hooien:
hø̜i̯ǝ(n) (Q117b Rimburg)
|
De woorden voor het geheel van bewerkingen in de hooibouw te zamen genomen: werken in het hooi op het land. Doorgaans is het algemene begrip "hooien" door een werkwoord uitgedrukt. Soms ook werd het begrip door een zelfstandig naamwoord weergegeven met dezelfde algemene betekenis; deze staan achter in het lemma bijeen. De varianten van het woordtype hooien zijn eerst naar klankkleur (eerst velair en daarna palataal) en dan op lengte (eerst lang, dan kort) geordend. Per klankkleur en lengte staan de diftongen steeds vooraan. Zie ook de klankkaart bij het lemma ''hooi'' (kaart 32). [N 14, 86; N 14, 87; JG 1a, 1b; A 10, 17; A 16, 4; A 28, 1d; L 1 a-m; L 27, 18; S 12; monogr.]
I-3
|
23294 |
hoop |
hoop:
hoap (Q117b Rimburg)
|
hoop [SGV (1914)]
III-3-3
|
34073 |
hoorn van de koe |
hoorn:
huǝrǝ (Q117b Rimburg)
|
[N 3A, 106a; JG 1a, 1b; L 1a-m; L 27, 25; S 15; Wi 14; monogr.]
I-11
|
18233 |
horloge |
uur:
oer (Q117b Rimburg)
|
horloge [SGV (1914)]
III-1-3
|
17812 |
houden |
houden:
hauwe (Q117b Rimburg)
|
houden [SGV (1914)]
III-1-2
|
21459 |
houden van |
liefhebben:
leefhan (Q117b Rimburg)
|
liefhebben [SGV (1914)]
III-3-1
|
22183 |
houtduif |
houtduif:
hootdoef (Q117b Rimburg),
wilde duif:
wildoef (Q117b Rimburg)
|
houtduif (41 grootste en bekendste van het stel; wit aan nek en vleugels; broedt overal in bossen en tegenwoordig ook in dorp en stad; vaak in grote troepen [N 09 (1961)]
III-4-1
|
24170 |
houtsnip |
dobbelsnep:
grote soort
doebelsnep (Q117b Rimburg),
houtsnep:
hootsnep (Q117b Rimburg)
|
houtsnip (34 grote uitgave van watersnip [116], maar dan bosvogel; meest op trek; ook zeldzame broedvogel; roep in de lente [tsp...wok, wok, wok]; jachtvogel [N 09 (1961)]
III-4-1
|
19187 |
hovaardig |
groots:
grundlich (Q117b Rimburg)
|
grootsch [SGV (1914)]
III-1-4
|