22525 |
hogen, hoogjassen (kaartspel) |
hogen:
heuge (L329p Roermond),
hoogjassen:
hoogjasse (L329p Roermond)
|
Namen [en beschrijving] van diverse kaartspelen zoals: [bonken, eenentwintigen, hoogjassen, kajoeteren, klaverjassen, kwetten, kruisjassen, liegen, pandoeren, petoeten, schuppemiejen, smousjassen, tikken, toepen, wijveren, zwartebetten, zwartepieten, zwik [N 88 (1982)]
III-3-2
|
33073 |
hok opbinden |
binden:
benjǝ (L329p Roermond)
|
Het leggen van een band om de koppen van de schoven als deze in een hok bijeengezet worden. Het voorwerp van het werkwoord is steeds "hok, stuik". De volgorde van de varianten van het type binden is zoals in het lemma ''schoven binden'' (4.6.2). [N 15, 33; monogr.]
I-4
|
31852 |
holschaaf |
holschaaf:
hǭlš ̇āf (L329p Roermond)
|
Schaaf met een over de breedte holvormig gebogen zool, die samen met de bolschaaf een bijeenhorend paar vormt. Zie ook afb. 46. De holschaaf wordt door de timmerman gebruikt om rond lijstwerk te schaven en door de wagenmaker om kleine spaken een ronde vorm te geven. [N 53, 71c; N G, 38a; monogr.]
II-12
|
24323 |
hom |
hom:
ideosyncr.
hom (L329p Roermond),
WBD/WLD
hóm (L329p Roermond),
melgerkuit:
mélgerkuut (L329p Roermond)
|
Hoe noemt u het voortplantignsvocht van mannelijke vissen (hom, melk, geiltje) [N 83 (1981)] || hom
III-4-2
|
24324 |
hommel |
hommel:
hommel (L329p Roermond),
hōmmel (L329p Roermond),
hōmməl (L329p Roermond),
hòmmel (L329p Roermond),
hó:mmel (L329p Roermond),
hômmel (L329p Roermond),
ideosyncr.
hommel (L329p Roermond),
WBD/WLD
hôomməl (L329p Roermond)
|
Hoe noemt u een soort bij: groot, breed gebouwd en meestal kleurig behaard (bruinrood of geel) (hommel) [N 83 (1981)] || hommel [DC 09 (1940)]
III-4-2
|
20524 |
homp brood |
homp:
homp (L329p Roermond),
hòmp (L329p Roermond),
hómp (L329p Roermond),
de o is niet zeker goed geschreven
homp (L329p Roermond),
knab:
ne Knab kees
knab (L329p Roermond),
knauwel:
knauwel (L329p Roermond),
van iets eetbaars ne knouwel balkenbriej, brood, sjpek, sjónk
knou:wel (L329p Roermond),
stomp:
de o is niet zeker goed geschreven
sjtomp (L329p Roermond)
|
homp || homp; Hoe noemt U: Een dik stuk brood (homp, fomp, facht, hoft, knods, knoft, kreeuw) [N 80 (1980)] || onooglijk(e) homp
III-2-3
|
25062 |
homp, brok, klont |
brok:
brok (L329p Roermond, ...
L329p Roermond,
L329p Roermond),
stomp:
štómp (L329p Roermond)
|
brok || homp, dikke snede
III-4-4
|
19784 |
hond |
beest:
beest \"hond\"(alg. voor spec. )
bees (L329p Roermond),
hond:
hòndj (L329p Roermond),
hóndj (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
hóntj (L329p Roermond),
Ich bön bang veur daen hóndj Of ge noe door den hóndj of de kat gebete waert Ich bön zo meug es \'nen hóndj Och heer, zag Knoups, geer zeet ouch al van \'t huundje gebete: een bepaalde theorie aanhangen Höbste den hóndj (\'t huundje) mitgebrach: heb je het geld bij je Waat \'nen hóndj: gemen valse kerel det is \'n huundje: verlopen kerel Rojen hóndj is neet zo erg es roodvónk
hóndj (L329p Roermond),
wouw:
wou:w (L329p Roermond, ...
L329p Roermond)
|
hond || hond, kindertaal
III-2-1
|
19782 |
hondenhok |
hondshok:
hoenshok (L329p Roermond)
|
hondenhok [DC 10 (1941)]
III-2-1
|
34567 |
hondenkar |
hondskar:
honjskɛr (L329p Roermond)
|
Kleine kar die door een hond getrokken wordt en die voornamelijk gebruikt werd voor het vervoer van allerlei kleine hoeveelheden. [N 17, 15a; JG 1a; N G, 51; monogr]
I-13
|