e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L329p plaats=Roermond

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hogen, hoogjassen (kaartspel) hogen: heuge (Roermond), hoogjassen: hoogjasse (Roermond) Namen [en beschrijving] van diverse kaartspelen zoals: [bonken, eenentwintigen, hoogjassen, kajoeteren, klaverjassen, kwetten, kruisjassen, liegen, pandoeren, petoeten, schuppemiejen, smousjassen, tikken, toepen, wijveren, zwartebetten, zwartepieten, zwik [N 88 (1982)] III-3-2
hok opbinden binden: benjǝ (Roermond) Het leggen van een band om de koppen van de schoven als deze in een hok bijeengezet worden. Het voorwerp van het werkwoord is steeds "hok, stuik". De volgorde van de varianten van het type binden is zoals in het lemma ''schoven binden'' (4.6.2). [N 15, 33; monogr.] I-4
holschaaf holschaaf: hǭlš ̇āf (Roermond) Schaaf met een over de breedte holvormig gebogen zool, die samen met de bolschaaf een bijeenhorend paar vormt. Zie ook afb. 46. De holschaaf wordt door de timmerman gebruikt om rond lijstwerk te schaven en door de wagenmaker om kleine spaken een ronde vorm te geven. [N 53, 71c; N G, 38a; monogr.] II-12
hom hom: ideosyncr.  hom (Roermond), WBD/WLD  hóm (Roermond), melgerkuit: mélgerkuut (Roermond) Hoe noemt u het voortplantignsvocht van mannelijke vissen (hom, melk, geiltje) [N 83 (1981)] || hom III-4-2
hommel hommel: hommel (Roermond), hōmmel (Roermond), hōmməl (Roermond), hòmmel (Roermond), hó:mmel (Roermond), hômmel (Roermond), ideosyncr.  hommel (Roermond), WBD/WLD  hôomməl (Roermond) Hoe noemt u een soort bij: groot, breed gebouwd en meestal kleurig behaard (bruinrood of geel) (hommel) [N 83 (1981)] || hommel [DC 09 (1940)] III-4-2
homp brood homp: homp (Roermond), hòmp (Roermond), hómp (Roermond), de o is niet zeker goed geschreven  homp (Roermond), knab: ne Knab kees  knab (Roermond), knauwel: knauwel (Roermond), van iets eetbaars ne knouwel balkenbriej, brood, sjpek, sjónk  knou:wel (Roermond), stomp: de o is niet zeker goed geschreven  sjtomp (Roermond) homp || homp; Hoe noemt U: Een dik stuk brood (homp, fomp, facht, hoft, knods, knoft, kreeuw) [N 80 (1980)] || onooglijk(e) homp III-2-3
homp, brok, klont brok: brok (Roermond, ... ), stomp: štómp (Roermond) brok || homp, dikke snede III-4-4
hond beest: beest \"hond\"(alg. voor spec. )  bees (Roermond), hond: hòndj (Roermond), hóndj (Roermond, ... ), hóntj (Roermond), Ich bön bang veur daen hóndj Of ge noe door den hóndj of de kat gebete waert Ich bön zo meug es \'nen hóndj Och heer, zag Knoups, geer zeet ouch al van \'t huundje gebete: een bepaalde theorie aanhangen Höbste den hóndj (\'t huundje) mitgebrach: heb je het geld bij je Waat \'nen hóndj: gemen valse kerel det is \'n huundje: verlopen kerel Rojen hóndj is neet zo erg es roodvónk  hóndj (Roermond), wouw: wou:w (Roermond, ... ) hond || hond, kindertaal III-2-1
hondenhok hondshok: hoenshok (Roermond) hondenhok [DC 10 (1941)] III-2-1
hondenkar hondskar: honjskɛr (Roermond) Kleine kar die door een hond getrokken wordt en die voornamelijk gebruikt werd voor het vervoer van allerlei kleine hoeveelheden. [N 17, 15a; JG 1a; N G, 51; monogr] I-13