33699 |
laagte in het landschap |
zomp:
sōmp (L329p Roermond)
|
Een laagte in het landschap in het algemeen. Vergelijk ook lemma 1.2.8 ɛlaagte in een akkerɛ.' [L 29, 30; Wi 11; A 10, 4; S 20]
I-8
|
18215 |
laars (alg.) |
gamasche:
kamasj (L329p Roermond),
stevel:
sjteevel (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
sjtevel (L329p Roermond),
steevel (L329p Roermond),
Vero.: sjteveletje.
sjtevel (L329p Roermond)
|
laars [bot, steevel, buus, kamasj] [N 24 (1964)] || stevel. Het gewone woord is laars.
III-1-3
|
18359 |
laars met sluitriempje |
rijlaars:
rielaars (L329p Roermond),
rijstevel:
rieën betekent hier rijden
riesjtevel (L329p Roermond)
|
laars waarvan de schacht aan de bovenkant van een verstelbaar sluitriempje is voorzien [rijlaars] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18301 |
laars tot of boven de knie |
gamasche:
kamsje (L329p Roermond),
kaplaars:
kaplaars (L329p Roermond),
kapstevel:
kapsteevel (L329p Roermond),
laars:
laarze (L329p Roermond),
stevel:
sjteevel (L329p Roermond)
|
Hoe noemt men de laarzen (die tot of boven de knie reiken)? [DC 09 (1940)] || laars waarbij de schacht het hele onderbeen bedekt [kapleers, kapsjtievel, kamasj] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18374 |
laarzenschacht |
schacht:
sjach (L329p Roermond),
B.v. c) sjach van ne sjtevel.
sjach (L329p Roermond),
stevelschacht:
steevelsjach (L329p Roermond)
|
schacht || schacht van een laars [sjach, sjteevelschach] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
23658 |
laatste evangelie |
t letste evangjillióm?].:
liste evangelie (L329p Roermond)
|
Het laatste evangelie, het beginmstuk van het evangelie volgens Johannes, dat gelezen werd na de zegen [t lèste evangillie [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23909 |
laatste oordeel |
laatste oordeel:
leste oordeil (L329p Roermond)
|
Het laatste oordeel. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
19138 |
lachen |
lachen:
lache (L329p Roermond)
|
lachen
III-1-4
|
25422 |
ladder |
hangladder:
haŋlęjdǝr (L329p Roermond)
|
Een ladder met bovenaan een lat waaraan een koord bevestigd is. Het geschoren en gereinigd varken wordt met de rug op de ladder gelegd. Als de achterste poten aan de bovensporten van de ladder zijn vastgesjord, wordt ze overeind gezet. Het varken komt met de snuit omlaag te hangen. [N 5aII, 62b; N 28, 64; N 28, 67; monogr.]
II-1
|
19668 |
lade |
lade:
De lakes ligke in de ungerste laaj De laaj van \'t fernuus is bäördevol
laa:j (L329p Roermond),
tafellade:
taofellaaj (L329p Roermond),
tōͅfəllāi̯ (L329p Roermond),
tōͅfəllōͅi̯ (L329p Roermond)
|
la(de) || tafella [DC 53a (1978)] || tafellade
III-2-1
|