e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L329p plaats=Roermond

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
polijsthamer polierhamel: polērhāmǝl (Roermond) Hamer met bolvormige en platte kop die bij het koperslaan wordt gebruikt voor het gladmaken van het bewerkte koper. Volgens Kuyper (pag. 365) wordt ook vertind blik vóór het richten met de polijsthamer bewerkt, ten einde het vertinsel blank en glanzend te maken. Zie ook het lemma "afkloppen" en afb. 151. [N 64, 39e; N 66, 6e; N 66, 30; monogr.] II-11
polijststaal, polijstvijl polierijzer: pǝlērīzǝr (Roermond) Een zeer fijn geslepen en zeer hard staal waarmee men gevijld metaal polijst. Het heeft ongeveer de vorm van een vijl. Het uiteinde van het blad van de vijl was bij sommige informanten soms haaksgewijs omgebogen. Ook de invuller uit L 321 merkte op dat hij een gekromd polijststaal meestal zelf maakte door het blad van een oude vijl heet te maken en vervolgens te buigen. Diverse invullers vermeldden ook het gebruik van een zoetvijl bij het polijstwerk. Zie ook dit lemma. [N 33, 261a-b] II-11
politieagent pikbout: pik-bout (Roermond), pikbout (Roermond), police (fr.): plies (Roermond, ... ) een agent van politie [linkert, agent] [N 90 (1982)] III-3-1
politoer politoer: p ̇olǝt ̇ūr (Roermond) Oplossing van schellak in alcohol die dient om het oppervlak van houten meubelen met een harde, spiegelgladde laag te bedekken. [N 56, 63a-b; monogr.] II-12
politoeren politoeren: p ̇olǝt ̇ūrǝ (Roermond) Het oppervlak van het hout van meubels met behulp van politoersel hard en glanzend maken. [N 56, 64a; monogr.] II-12
pollepel potlepel: potlaepel (Roermond), potléépel (Roermond), soeplepel: soeplaepel (Roermond) lepel, metalen ~; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || potlepel || soeplepel III-2-1
pols pols: pols (Roermond, ... ), pŏls (Roermond) pols [DC 01 (1931)] III-1-1
polsmof mof: móf (Roermond), mofje: muufke (Roermond), möfke (Roermond), polsmofje: polsmuufke (Roermond), stuik: vgl. Van Dale (DN): Stauche, (pols)mof  sjtoek (Roermond) polsmof, kort gebreid kledingstuk ter verwarming van pols en hand [sjtoek, polsmof, handmufke, armmufke, molleke, moefke] [N 23 (1964)] III-1-3
pommelee, appelschimmel appelschimmel: apǝlšømǝl (Roermond), gehamerd: gǝhāmǝrt (Roermond), gevlekt: gǝvlękt (Roermond) Paard met ronde, glanzende plekken in de vorm van appels in het haarkleed, van binnen wit en van buiten zwart. De afwisseling van zwarte en witte haren vormt een cirkelvormig patroon, vooral op de schouders en het kruis. [JG 1a, 1b; N 8, 63c, 63d en 63e] I-9
pompen van de meikever geld tellen: WBD/WLD  géljt téllə (Roermond), tellen: tēlle (Roermond), ideosyncr.  telle (Roermond) Hoe noemt u het herhaalde malen de vleugels bewegen voordat hij opvliegt, gezegd van een meikever (geld tellen) [N 83 (1981)] III-4-2