| 20568 |
pruimen |
pruimen:
proeme (L329p Roermond, ...
L329p Roermond,
L329p Roermond),
prōēme (L329p Roermond),
prōēmə (L329p Roermond),
Zie grootvader roukde neet maar hae proamde waal
proe:me (L329p Roermond),
sjieken:
sjikke (L329p Roermond)
|
pruimen || pruimen; Hoe noemt U: Tabak kauwen (pruimen, sikken, sjikken) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
| 20834 |
pruimenvlaai |
pruimenvlaai:
proemeflaaj (L329p Roermond),
proemevlaaj (L329p Roermond)
|
pruimevla || pruimevlaai
III-2-3
|
| 18926 |
prutsen |
broddelen:
broddele (L329p Roermond),
bròddele (L329p Roermond),
bróddele (L329p Roermond),
fabriceren:
fabbrie:se:re (L329p Roermond),
fisternllen (rh.):
Rh. Wb. geeft fisternöllen; oorspr. onzeker
fiespernu:lle (L329p Roermond),
foddelen:
cf. Schuermans s.v. "foddelen"echter niet in bovenstaande betekenis (= talmen vgl. "vodderen
fóddele (L329p Roermond),
frunniken:
frunnikə (L329p Roermond),
klommelen:
klommele (L329p Roermond),
klòmmele (L329p Roermond),
cf. Schuermans p. 256, s.v. "klommel", van daaruit "klommelen"= den tijd met beuzelarijen overbrengen, niets goed verrichten
kló:mmele (L329p Roermond),
knoeien:
knooje (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
knoojə (L329p Roermond),
neuken:
näöke (L329p Roermond),
noddelen:
nóddele (L329p Roermond),
prutsen:
prutse (L329p Roermond),
prutsə (L329p Roermond),
verknoeien:
verknoje (L329p Roermond),
verknoojə (L329p Roermond),
verprutsen:
verprutsə (L329p Roermond)
|
broddelen || broddelen, hannesen || haspelen, prutsen || iets slordig doen [leuteren] [N 85 (1981)] || knoeien, prutsen || knutselen || knutselen, prutsen || ondegelijk of onvoldoende werk verrichten of ondegelijk aan iets werken [prutsen, fanneken, vrellen, prutten, dooieren, merelen, kloten, klooien, teutelen, zeuren, soeliën, hannesen, treuzelen, teuten, semmelen] [N 85 (1981)] || slecht, slordig werk leveren door onvoldoende kennis [broddelen, brodden, modderen, troddelen, figgelen, knoefelen, foefelen, krabben, fikkelen] [N 85 (1981)] || verkeerd handelen, niet op de goede manier maken [verkerven] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
| 18908 |
prutser |
broddelaar:
bróddeleer (L329p Roermond),
driekes:
drīēkes (L329p Roermond),
hooiklaas:
huiklaos (L329p Roermond),
kluns:
kluns (L329p Roermond),
onhandige, een -:
onhenjige (L329p Roermond),
zibbedeus:
subbədeiəs (L329p Roermond)
|
broddelaar, knoeier || iemand die onhandig is [kavveleuter, boerenklos, klos] [N 85 (1981)] || sukkelaar, onhandig iemand
III-1-4
|
| 18930 |
prutswerk |
broddel:
bróddel (L329p Roermond),
geklungel:
geklungel (L329p Roermond),
geknoei:
geknooj (L329p Roermond),
knoeiwerk:
knoojwèrk (L329p Roermond),
noddel:
nóddel (L329p Roermond),
prutswerk:
prutswerk (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
prutswèrk (L329p Roermond)
|
gebroddel, knoeiwerk || knoeiwerk || slordig, slecht werk [geprös, kloterij, gekwansel, troddel] [N 85 (1981)] || werk dat ondeugdelijk of ondegelijk is [getotter, prutswerk, kleuterwerk, kutselwerk] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
| 20578 |
pruttelen |
lurken:
lurke (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
lurkə (L329p Roermond)
|
Hoe noemt U: Snurkende geluiden maken, gezegd van een pijp (smierken, lurken) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
| 34513 |
pseudovogelpest |
vogelpest:
vogelpest (L329p Roermond)
|
Pseudovogelpest, New-Castle ziekte is een virusziekte. Ademnood en zenuwstoornissen zijn de voornaamste kenmerken, ook verdwijnt de leg plotseling bijna helemaal. [N 19, 64]
I-12
|
| 20311 |
puber |
aankomeling:
aankommeling (L329p Roermond),
bakvis:
bakvis (L329p Roermond),
kruis:
als in freule
kreutsj (L329p Roermond),
kwajong:
och,’t isnog maar ’ne kwajóng (L329p Roermond),
scheuteling:
sjteutəling (L329p Roermond)
|
aankomende jongeman || iemand van jeugdige leeftijd (jongere) [N 102 (1998)] || puber; iemand tussen 15 en 18 jaar, in de levensperiode waarin de geslachtsrijpheid optreedt en zichzelf ontwikkelt, tevens periode van geestelijke rijping [puber, aankomeling] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
| 20651 |
pudding |
chocoladepodding:
sjoeklaatbodding (L329p Roermond),
maizenapudding:
mezenabodding (L329p Roermond),
podding:
bodding (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
boeding (L329p Roermond),
podding (L329p Roermond),
ne bodding mit n sous van bessesap
bodding (L329p Roermond),
Syst. Veldeke Men hoort in Roermond ook wel ~
podding (L329p Roermond),
pudding:
puading (L329p Roermond),
pudding (L329p Roermond),
Syst. Veldeke
pudding (L329p Roermond),
Syst. WBD
pödding (L329p Roermond),
vanillepodding:
fenielbodding (L329p Roermond),
vanillepudding:
fenielbodding (L329p Roermond)
|
chocoladepudding || maizenapudding || pudding || Pudding (bodding, podding?) [N 16 (1962)] || vanillepudding
III-2-3
|
| 30687 |
puimsteen |
puimsteen:
pømštęjn (L329p Roermond)
|
Lichte poreuze gestolde lava met een sponsachtig uiterlijk voor het polijsten van houtwerk en het inschuren van natte grondverf. De 'Gotlandsteen' (Q 162) is een zeer fijnkorrelige zandsteen uit Gotland in Zweden, harder dan puimsteen, die voor fijn schuurwerk wordt gebruikt. [S 29; L 40, 80; N 67, 60c; Renders 1; monogr.]
II-9
|