32965 |
telen, verbouwen |
kweken:
kwēkǝ (L329p Roermond)
|
Het voor gebruik tot ontwikkeling brengen van een gewas. Zie ook de meer specifieke lemma''s ''zaaien'' (2.1) en ''poten, planten'' in aflevering I.5. Voor twachten zie Rutten, Haspengouwsch Idioticon 239: "winnen van zaad". [N Q, 9; L 1 a-m; S 20; Wi 43; monogr.]
I-4
|
18840 |
teleurgesteld (worden) |
belazerd:
bəlaazərt (L329p Roermond),
beteuterd:
beteuterd (L329p Roermond),
sneu:
sjneu (L329p Roermond),
sneu (L329p Roermond)
|
in zijn verwachtingen bedrogen uitkomend, teleurgesteld [sneu, snul, bedonderd, beteuterd] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18984 |
teleurstellen |
tegenvallen:
taegevalle (L329p Roermond),
taigevalle (L329p Roermond)
|
niet krijgen of ontvangen wat men had verwacht, in zijn verwachtingen bedrogen worden [teleur vallen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24004 |
ten doop houden |
ten doop houden:
ten duip haaje (L329p Roermond)
|
Het ten doop houden, het vasthouden van het kind tijdens de doop. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
19253 |
ten einde brengen |
afkomen:
ps. invuller schrijft: antwoord net als bij vraag 249, maar volgens mij bedoelt hij vraag 349 (gezien de vraagstelling).
aafkōmə (L329p Roermond),
afmaken:
aafmake (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
klaarkomen:
ps. invuller schrijft: antwoord net als bij vraag 249, maar volgens mij bedoelt hij vraag 349 (gezien de vraagstelling).
klaorkōmə (L329p Roermond)
|
een werk ten einde brengen, afmaken [bolwerken, opzeilen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24055 |
ten volle bediend zijn |
ten volle bediend zijn:
ten volle bedeend zeen (L329p Roermond)
|
Ten volle bediend zijn, d.w.z. gebiecht, de H. Communie en het H. Oliesel ontvangen hebben. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
17632 |
tepel |
deem:
dē̜m (L329p Roermond),
kers:
keersen (L329p Roermond)
|
borsttepels [N 10c (1961)] || Deem, speen, borst. [A 30, 6e; L 49, 6e; N 8, 39a, 39b en 40]
I-9, III-1-1
|
34320 |
tepel, tet |
mem:
mɛm (L329p Roermond),
tiet:
tit (L329p Roermond)
|
Het afzonderlijk melkgevend orgaan van het varken of de tepel. [N 19, 19a; JG 1a, 1b; L 49, 6d; A 30, 6d; G 1, 6d; monogr.]
I-12
|
20477 |
ter begrafenis gaan |
met de lijk gaan:
mit de liek gaon (L329p Roermond),
naar de begrafenis gaan:
nao de begrafenis gaon (L329p Roermond),
ter lijk gaan:
ter liek gaon (L329p Roermond)
|
de begrafenis bijwonen || een begrafenis gaan bijwonen [begaan, te lijk gaan, ter bier gaan, gaan kezen, op de korte snee gaan] [N 87 (1981)] || ter begrafenis gaan [N 96D (1989)]
III-2-2
|
28515 |
terugvliegen |
terugvliegen:
tryk˲vlēgǝ (L329p Roermond)
|
Terugvliegen of terugslaan naar de korf, gezegd van de zwermende bijen. Dit doen de bijen, als blijkt dat de moer niet meegevlogen is. [N 63, 31c]
II-6
|