e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L329p plaats=Roermond

Overzicht

Gevonden: 6145
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bovendeel van de rug kraam: kraom (Roermond), krommenek: kroamenak (Roermond), nek: nak (Roermond), pokkel: bie vader op de puukel zitte (Roermond), poekel (Roermond), puukel (Roermond), puukkel (Roermond), rug: bie vader op te rök zitte (Roermond) rug: bovendeel van de rug [mars, hot] [N 10 (1961)] III-1-1
boveneinde van de stam top: toep (Roermond, ... ), tuup mv (Roermond), WBD-WLD  tŏĕp (Roermond) boomtop || Het dunne uiteinde van de stam, bovenaan (top, kop, topeind). [N 82 (1981)] III-4-3
bovenlicht bovenlicht: bǭvǝlēx (Roermond), spinnekop: špenǝkǫp (Roermond) Zie kaart. Met de term 'bovenlicht' kan zowel een vast raam boven een (voor)deur als het al dan niet naar binnen openklappend bovenste deel van een raam worden bedoeld. De woordtypen 'waaier', 'waai', 'spinnekop', 'deurlicht' en 'deurvenster' duiden specifiek een vast raam boven een deur aan. [S 4; L 1 a-m; L 22, 10; L B1, 170; N 55, 54a; A 46, 10a, add.; A 46, 10c; A 49, 10; monogr.] II-9
bovenlip bovenlip: baovəlip (Roermond), baovəlup (Roermond), boavəlip (Roermond) bovenlip [DC 01 (1931)] III-1-1
bovenstangen stangen: štaŋǝ (Roermond) De beide naar boven stekende ijzeren delen van het onder lemma Onderstangen genoemde bit. [N 13, 49] I-10
bovenstuk van een jurk lijfje: liefke (Roermond, ... ), korte ie  liefke (Roermond) lijfje, bovenstuk van jurk [baskien] [N 24 (1964)] III-1-3
box looprek: lauprek (Roermond), louprek (Roermond), louprék (Roermond) toestel waarin men kinderen leert lopen [lei, stuik, looprek, loopwagen, loopkorf, loopmand] [N 86 (1981)] III-2-2
braadpan braadketel: braodkaitel (Roermond), broadkaetel (Roermond), braadpan: broojpan (Roermond), voor vlees  broajpan (Roermond) pot, metalen ~ met twee oren; inventarisatie benamingen (bròòjpan, bakpan); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
braadworst braadworst: braodwoorst (Roermond), braodwòrs (Roermond), braodwórs (Roermond, ... ), braojwórs (Roermond), brōͅtwors (Roermond), Boeremoos mit braodwórs E kort gebed en n lang braodwórs: schertsend voor een kort tafelgebed  brao:dwórs (Roermond), gevuld met gehakt  braadworst (Roermond), varkensvlees en kruiden, gegeten bij warme maaltijden  braodwoors (Roermond) braadworst [N 06 (1960)] III-2-3
braaf braaf: braa:f (Roermond), braaf (Roermond, ... ), bráeaf (Roermond), het kiendj is braaf (Roermond, ... ), ⁄t kiendj is braaf (Roermond, ... ), ⁄t kienjd is braaf (Roermond), ⁄t kientj is braaf (Roermond), goed: goot (Roermond), lief: e leef kindj (Roermond), öt kiendj is leef (Roermond), ⁄t kiendj is leef (Roermond) braaf [DC 02 (1932)] || braaf, gezegd van een kind [N 06 (1960)] || deugdzaam || met een goed karakter, alles doend zoals het hoort [braaf, gief] [N 85 (1981)] III-1-4