23594 |
de kaarsen aansteken |
aansteken:
aansjtaeke (L329p Roermond)
|
De kaarsen aansteken [aanstèèke, aanstaoke?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23599 |
de kaarsen doven |
doven:
douve (L329p Roermond)
|
De kaarsen doven, uitmaken, uitdoen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
22389 |
de kaarten couperen |
afheffen:
āfhøͅfə (L329p Roermond),
afkampen:
Vero. Doe mós sjöddele en ich aafkampe.
aafkampe (L329p Roermond),
afrapen:
aafrape (L329p Roermond),
heffen:
høͅfə (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
kappen:
kapə (L329p Roermond)
|
Aafkampe*: couperen (kaartspel). || Afrapen: 1. kaarten van de stok nemen. || Een aantal kaarten van de stapel afnemen voordat ze gedeeld worden, zodat de nieuwe bovenste kaart in ieder geval onbekend is [couperen, heffen, afheffen, afkappen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22390 |
de kaarten ronddelen |
geven:
gaeve (L329p Roermond),
gaive (L329p Roermond),
gēͅvə (L329p Roermond)
|
De kaarten ronddelen [delen, geven, hangen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22387 |
de kaarten schudden |
schuddelen:
sjøͅdələ (L329p Roermond),
schudden:
sjudde (L329p Roermond),
stuikelen:
sjoekele (L329p Roermond)
|
Speelkaarten door elkaar mengen zodat volgkaarten goed verspreid liggen [schudden, schokken, wassen, schieten, mingelen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22388 |
de kaarten steken |
stekelen:
sjtaikele (L329p Roermond),
steken:
sjtaeke (L329p Roermond)
|
De kaarten op een bepaalde manier schudden om vals te kunnen spelen [steken]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
34632 |
de kar wipt |
kippen:
(de kar) kipt (L329p Roermond)
|
Als de kar op een verkeerde manier geladen is (zie de lemmata te licht in de rug en te zwaar in de rug), heeft ze de neiging om te wippen. [N 17, 96 + 99]
I-13
|
23697 |
de kerkgang maken |
de kerkgang doen:
kerkgangk doon (L329p Roermond)
|
De kerkgang doen/maken. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23698 |
de kerkgang uitzegenen |
uitzegenen:
oetzaegene (L329p Roermond)
|
Het "uitzegenen"bij gelegenheid van de kerkgang [oeszeëne?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
32288 |
de kim kappen |
uitsnijden:
ūtšnijǝ (L329p Roermond)
|
Met behulp van een dissel een kim kappen. [N E, 33; N E, 32b]
II-12
|