31455 |
polijsthamer |
polierhamel:
polērhāmǝl (L329p Roermond)
|
Hamer met bolvormige en platte kop die bij het koperslaan wordt gebruikt voor het gladmaken van het bewerkte koper. Volgens Kuyper (pag. 365) wordt ook vertind blik vóór het richten met de polijsthamer bewerkt, ten einde het vertinsel blank en glanzend te maken. Zie ook het lemma "afkloppen" en afb. 151. [N 64, 39e; N 66, 6e; N 66, 30; monogr.]
II-11
|
31552 |
polijststaal, polijstvijl |
polierijzer:
pǝlērīzǝr (L329p Roermond)
|
Een zeer fijn geslepen en zeer hard staal waarmee men gevijld metaal polijst. Het heeft ongeveer de vorm van een vijl. Het uiteinde van het blad van de vijl was bij sommige informanten soms haaksgewijs omgebogen. Ook de invuller uit L 321 merkte op dat hij een gekromd polijststaal meestal zelf maakte door het blad van een oude vijl heet te maken en vervolgens te buigen. Diverse invullers vermeldden ook het gebruik van een zoetvijl bij het polijstwerk. Zie ook dit lemma. [N 33, 261a-b]
II-11
|
21437 |
politieagent |
pikbout:
pik-bout (L329p Roermond),
pikbout (L329p Roermond),
police (fr.):
plies (L329p Roermond, ...
L329p Roermond,
L329p Roermond)
|
een agent van politie [linkert, agent] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
32169 |
politoer |
politoer:
p ̇olǝt ̇ūr (L329p Roermond)
|
Oplossing van schellak in alcohol die dient om het oppervlak van houten meubelen met een harde, spiegelgladde laag te bedekken. [N 56, 63a-b; monogr.]
II-12
|
32168 |
politoeren |
politoeren:
p ̇olǝt ̇ūrǝ (L329p Roermond)
|
Het oppervlak van het hout van meubels met behulp van politoersel hard en glanzend maken. [N 56, 64a; monogr.]
II-12
|
19482 |
pollepel |
potlepel:
potlaepel (L329p Roermond),
potléépel (L329p Roermond),
soeplepel:
soeplaepel (L329p Roermond)
|
lepel, metalen ~; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || potlepel || soeplepel
III-2-1
|
17657 |
pols |
pols:
pols (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
pŏls (L329p Roermond)
|
pols [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
18292 |
polsmof |
mof:
móf (L329p Roermond),
mofje:
muufke (L329p Roermond),
möfke (L329p Roermond),
polsmofje:
polsmuufke (L329p Roermond),
stuik:
vgl. Van Dale (DN): Stauche, (pols)mof
sjtoek (L329p Roermond)
|
polsmof, kort gebreid kledingstuk ter verwarming van pols en hand [sjtoek, polsmof, handmufke, armmufke, molleke, moefke] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
33807 |
pommelee, appelschimmel |
appelschimmel:
apǝlšømǝl (L329p Roermond),
gehamerd:
gǝhāmǝrt (L329p Roermond),
gevlekt:
gǝvlękt (L329p Roermond)
|
Paard met ronde, glanzende plekken in de vorm van appels in het haarkleed, van binnen wit en van buiten zwart. De afwisseling van zwarte en witte haren vormt een cirkelvormig patroon, vooral op de schouders en het kruis. [JG 1a, 1b; N 8, 63c, 63d en 63e]
I-9
|
24431 |
pompen van de meikever |
geld tellen:
WBD/WLD
géljt téllə (L329p Roermond),
tellen:
tēlle (L329p Roermond),
ideosyncr.
telle (L329p Roermond)
|
Hoe noemt u het herhaalde malen de vleugels bewegen voordat hij opvliegt, gezegd van een meikever (geld tellen) [N 83 (1981)]
III-4-2
|