e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Roggel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schrapglas dun glas: døn glās (Roggel) Het stuk glas waarmee men schrapt. Om de rand van zool en hak effen te krijgen schraapte men het leer af met een stukje glas, dat men op een curieuze manier, door er een bepaald keepje in te geven, rond wist af te breken (Liedmeier, pag. 23). [N 60, 119b; N 60, 119c] II-10
schrappen met glas afschrapen: męt glās āfšrāpǝ (Roggel) Met schrapglas de zool- en hakrand gladmaken. [N 60, 119a] II-10
schrikachtig schouw: šǫu̯ (Roggel) Gezegd van schichtige, schuwe paarden, die angst hebben voor plotselinge geluiden en bewegingen. Zij slaan dan eventueel op hol, zodat zij streng aan de lijn gehouden dienen te worden. [JG 1a; N 8, 64j en 64k] I-9
schrobben schrobben: sjroeben (Roggel) schrobben [DC 15 (1947)] III-2-1
schroefheft heft: hɛft (Roggel) Een heft, voorzien van een schroef, dienend om een els te bevatten. Zie afb. 7. [N 60, 182a] II-10
schrooien bijsnijden: bīšnījǝ (Roggel) Het gelijksnijden van de zool- en hakrand na het in elkaar naaien van de schoen. [N 60, 115a] II-10
schrooimes schoenmakersmes: šōnmę̄kǝrsmɛts (Roggel) Het mes waarmee men schrooit. Uit de antwoorden van de informanten blijkt dat hiervoor meestal het gewone schoenmakersmes wordt gebruikt. De informant van Q 121c merkt op dat dit schrooien intussen al lang gemechaniseerd is. [N 60, 115b] II-10
schuier borstel: boͅrsəl (Roggel) stofborstel om stof uit kleren, stoelbekleding, gordijnen, enz. te verwijderen [DC 15 (1947)] III-2-1
schuif schuif: šȳf (Roggel) Het bovenste, losse gedeelte van een schuifleest, dat met een schroef of een spijker aan het overige gedeelte van deze leest kan worden vastgemaakt. [N 60, 187b] II-10
schuifgrendel schoude: schao‧f (Roggel), schjao (Roggel) schuifgrendel [N 07 (1961)] III-2-1