e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Roggel

Overzicht

Gevonden: 2002
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zondagmissaal `s zondagsmissaal: sunjesmissaal (Roggel) Een kerkboek met misgebeden voor de zondagen en feesten van het kerkelijk jaar [zondagsmissaal(tje)?]. [N 96B (1989)] III-3-3
zool zool: zool (Roggel), zōl (Roggel), zǭl (Roggel) Het gedeelte van de onderkant van de hoef rondom de straal (3.6.3). [N 8, 33] || Ondervlak van schoeisel, dat deel waarop men loopt. [N 60, 76; N 60, 233a] I-9, II-10
zool van een schoen zool: zaol (Roggel, ... ), zool (Roggel) De zool van een schoen in het algemeen (welke soorten?) [N 60 (1973)] || Een halve zool (halfzool, halflap?) [N 60 (1973)] || Het voorste gedeelte van de schoen wat betreft het loopvlak (balpartij? terd? tree? trap? tred?) [N 60 (1973)] || Hoe noemt men in het algemeen alle onderdelen van de schoen die evenwijdig lopen aan de onderkant van de voet? (zool?) Vgl. tek. 3 [N 60 (1973)] III-1-3
zoon jong: jong (Roggel, ... ) (zoon;) Hoe wordt de zoon door de ouders aangesproken, als hij niet bij zijn naam wordt genoemd? [DC 05 (1937)] || zoon; onze buurman heeft een zoon en een dochter; volw. [DC 12a (1943)] III-2-2
zout zout: zaot (Roggel) zout [DC 03 (1934)] III-2-3
zuigen zuiken: zōēke (Roggel, ... ) limonade door een rietje zuigen [DC 35 (1963)] III-2-3
zure oprisping zuur: zoeër (Roggel) Hoe noemt u het zure deel van het maagsap, dat wel eens naar boven komt? [DC 47 (1972)] III-1-2
zuster zuster: zuster (Roggel), zöster (Roggel, ... ), nen  zuster (Roggel) zuster; bestaat er een woord voor broers en zusters samen (Hd. Geschwister?) [DC 05 (1937)] || zuster; mijn - is achttien, mijn zuster twintig jaar; < 6 jaar [DC 12a (1943)] || zuster; mijn - is achttien, mijn zuster twintig jaar; ± 10 jaar [DC 12a (1943)] || zuster; mijn broer is achttien, mijn zuster twintig jaar; volw. [DC 12a (1943)] III-2-2
zwaaien met het wierookvat met het wierooksvat zwaaien: met ut wierouksvaat zwejje (Roggel) (met) het wierookvat zwaaien. [N 96B (1989)] III-3-3
zwaar paard bonk: bǫŋk (Roggel) Zwaargebouwd paard, geschikt voor het veldwerk of als trekdier. Zie afbeelding 7. [JG, 2c; N 8, 62d, 62e en 64b] I-9