30223 |
panlatten |
daklatten:
dǭklatǝ (Q093p Rosmeer)
|
De horizontale latten waarop de dakpannen worden gelegd. De panlatten worden met hun breedste zijde op het dakbeschot of op de kepers gespijkerd. De onderste panlat dient groter in doorsnede te zijn. Er wordt daar dan ook meestal een dubbele panlat aangebracht of een panlat op zijn kant. Dit laatste werd in Q 121c 'een daklat hoogkant' ('eŋ dāxlats hūxkaŋk'), in L 385 en Q 15 een 'panlat op zijn hoge kant' (L 385: 'panlat ǫp ˲zǝnǝ hōgǝ kanjt'; Q 15: 'panlat ǫp ˲zǝn huǝgǝ k'njt') en in K 353 'een panlat op zijn kant' ('ǝn pánlát up ˲zønǝ kãnt') genoemd. Zie ook afb. 49p en 83a. [N F, 32a; N 54, 179; N 54, 180a; N 54, 180b; N 4A, 14b; monogr.]
II-9
|
19443 |
pannenlap |
kwezel:
kwi̯eͅzəl (Q093p Rosmeer)
|
lap waarmee men hete voorwerpen van het vuur neemt (kwezel) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
20057 |
pantoffeltje |
slofje:
(pantoffels), ook: slufkes (mv.), korte u van uur
slofkens (Q093p Rosmeer),
mv., korte u van uur, ook: slofkens (pantoffels)
slufkes (Q093p Rosmeer)
|
Pantoffeltje (calceolaria officinale). De twee meeldraden zijn beweegbaar, ongeveer als bij salie. Bladeren tegenoverstaand of verspreid, de onderste samengesteld, de bovenste alleen meer of minder ingesneden; de bladrand is dubbel gezaagd. De zwavelgele [DC 60a (1985)]
III-2-1
|
18194 |
paraplu |
paraplu:
ich heb mene pareplé in de stosie laten stwen (Q093p Rosmeer),
perəplē (Q093p Rosmeer)
|
paraplu [N 23 (1964)] || Paraplu. Ik heb mijn paraplu in het station laten staan. [ZND 46 (1946)]
III-1-3
|
34479 |
pas uit het ei gekomen kipje |
kuikje:
kēkskǝ (Q093p Rosmeer)
|
[N 19, 40b]
I-12
|
33561 |
pastinaak |
pastenaken:
bastenôke (Q093p Rosmeer)
|
pastinaak [ZND 05 (1924)]
I-7
|
33562 |
peen, wortel |
wortelen:
wottele (Q093p Rosmeer)
|
I-7
|
20414 |
peetoom |
peter:
piëtter (Q093p Rosmeer)
|
peter (doopvader) [ZND 05 (1924)]
III-2-2
|
20415 |
peettante |
paat:
pôt (Q093p Rosmeer)
|
meter (doopmoeder) [ZND 05 (1924)]
III-2-2
|
17911 |
persen |
werken:
werken (Q093p Rosmeer)
|
Het maken van uitdrijvende bewegingen, gezegd van de koe die gaat kalven. [N 3A, 47]
I-11
|