18034 |
braken |
braken:
braoke (Q093p Rosmeer),
[gewoon]
braoke (Q093p Rosmeer),
kalven:
[schertsend voor overgeven]
kave (Q093p Rosmeer),
kotsen:
kotse (Q093p Rosmeer, ...
Q093p Rosmeer),
[plat]
kotse (Q093p Rosmeer),
[plat], [schertsend]
kotse (Q093p Rosmeer),
overgeven:
jeuvergève (Q093p Rosmeer),
spijen:
[gewoon]
speijje (Q093p Rosmeer),
spèjen (Q093p Rosmeer)
|
braken (overgeven, kotsen) [ZND 01 (1922)] || geef de gemeenzame woorden en uitdrukkingen voor overgeven, braken; geef aan tussen twee haakjes of ze gewoon , plat, schertsend, enz. gebruikt worden. [ZND 28 (1938)] || kotsen (braken) [ZND 01 (1922)]
III-1-2
|
18114 |
brandblaar |
brandblaar:
brandbloar (Q093p Rosmeer)
|
een brandblaar [ZND 45 (1946)]
III-1-2
|
19860 |
branden |
branden:
bjo͂ͅnə (Q093p Rosmeer),
pjanə (Q093p Rosmeer)
|
branden [ZND 01 (1922)]
III-2-1
|
19635 |
brandhout |
vinkelhout:
vinkelhoot (Q093p Rosmeer),
vonkelhout:
vøͅŋkəlhōͅt (Q093p Rosmeer, ...
Q093p Rosmeer)
|
[ZND 01 (1922)]brandhout [ZND 01 (1922)] || brandhout; klein hout voor de kachel [ZND 22 (1936)]
I-7, III-2-1
|
33692 |
brede landweg |
dreef:
dref (Q093p Rosmeer),
drɛf (Q093p Rosmeer)
|
Brede landweg of een niet-openbare weg door bouw- of weiland. [N 5A, 75a; S 7; Wi 17; L 23, 31a; L 23, 31b; L 1a-m; L 40, 25; monogr.]
I-8
|
34080 |
brede tanden |
volzet (bijvgl. nmw.):
vǫlzat (Q093p Rosmeer)
|
Blijvend gebit na de wisseling. [N 3A, 108c]
I-11
|
18786 |
breien |
strikken:
kousen
strikke (Q093p Rosmeer)
|
Breien. [ZND 01 (1922)]
III-1-3
|
18392 |
bretel |
help:
heləpə (Q093p Rosmeer)
|
bretels, stel schouderbanden om de broek op te houden [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18099 |
breuk |
breuk:
brëek (Q093p Rosmeer)
|
breuk [ZND 01 (1922)]
III-1-2
|
21250 |
brief |
brief:
brief (Q093p Rosmeer)
|
brief [ZND 01 (1922)]
III-3-1
|