22787 |
duiken |
duiken:
in t woater doke (Q093p Rosmeer)
|
In het water duiken. [ZND 33 (1940)]
III-3-2
|
18689 |
duimeling |
duimeling:
doməleŋ (Q093p Rosmeer)
|
hoesje of deel van handschoen dat ter beschermin van een gekwetste vinger wordt geschoven en aan de pols wordt vastgemaakt [sluif, sleuf, duimeling] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
21312 |
duits |
duits:
Duits (Q093p Rosmeer)
|
Duits [ZND 01 (1922)]
III-3-1
|
24141 |
duivin, vrouwelijke duif |
zij:
zei (Q093p Rosmeer)
|
duif, wijfje [ZND 01 (1922)]
III-4-1
|
18006 |
duizelig |
dol:
duil (Q093p Rosmeer),
duizelig:
dŏzəlég (Q093p Rosmeer, ...
Q093p Rosmeer),
kwalijk:
kŭlk (Q093p Rosmeer)
|
duizelig [ZND 01 (1922)] || hoe is of wordt iemand die bang is op een hoogte (met een zinnetje antwoorden) ? [ZND 23 (1937)] || hoe is of wordt iemand die een harde slag op het hoofd heeft gekregen (met een zinnetje antwoorden) ? [ZND 23 (1937)] || hoe is of wordt iemand die lang heeft rondgedraaid (met een zinnetje antwoorden) ? [ZND 23 (1937)]
III-1-2
|
20045 |
duizendschoon |
jonggezel:
jonge gezellen, slechts in het mv.
jong gezellen (Q093p Rosmeer)
|
duizendschoon (Dianthus barbatus L.) [DC 60a (1985)]
III-2-1
|
34239 |
dunne melk |
magere (bijvgl. nmw.):
mǫgǝrǝ (Q093p Rosmeer)
|
Dunne melk met een laag vetgehalte. [N 3A, 74]
I-11
|
18685 |
dunne sjaal |
sjaaltje:
šaləkə (Q093p Rosmeer)
|
sjaal, dunne ~ [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18332 |
dunne zijden dameskous |
kous:
kawsə (Q093p Rosmeer)
|
dameskousen, dunne zijden ~ [N 24 (1964)]
III-1-3
|
19310 |
durven |
dorren:
dāre (Q093p Rosmeer),
hè heet dat nej dare duu (Q093p Rosmeer)
|
durven [ZND 01 (1922)] || Hij heeft dat niet durven doen [ZND 46 (1946)]
III-1-4
|