19529 |
afwasteil, afwasbak |
afwasbak:
ōfwasbak (Q093p Rosmeer),
spoelbak:
spielbak (Q093p Rosmeer)
|
bak waarin men afwast [N 20 (zj)] || de kom, bak of emmer, waarin de teljoren, schotels, enz. worden afgewassen [ZND 02 (1923)]
III-2-1
|
24617 |
akkerboterbloem |
boterbloem:
eu = kort. Opgegeven voor de kruipende boterbloem (Ranunculus repens L.)
bweutterblom (Q093p Rosmeer),
korte e, slechts algemene naam. Opgegeven voor de scherpe boterbloem (Ranunculus acris L.)
bweutterblom (Q093p Rosmeer)
|
boterbloem [DC 60a (1985)], [DC 60a (1985)]
III-4-3
|
24866 |
akkerdistel, distel |
dissel:
disəl (Q093p Rosmeer),
i = korte ie, slechts algemene naam
dissel (Q093p Rosmeer)
|
distel [DC 60a (1985)], [ZND 01 (1922)]
III-4-3
|
33655 |
akkergrens, grensvoor |
reenvoor:
rē.[voor] (Q093p Rosmeer)
|
De grens tussen twee afzonderlijke akkers in de vorm van een diepe voor die met de ploeg getrokken wordt. Zie voor de fonetische documentatie van de woorddelen øvoorŋ resp. øvoordŋ het lemma ɛploegvoorɛ (wld I.1, blz. 105-106).' [N 11, 56; N 11A, 120; JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c; L B2, 268; L 24, 27; L 41, 24; monogr.]
I-8
|
23195 |
allerheiligen |
allerheiligen:
allerhêllege (Q093p Rosmeer)
|
Allerheiligen. [ZND 01 (1922)]
III-3-3
|
23196 |
allerzielen |
allerzielen:
allerziele (Q093p Rosmeer)
|
Allerzielen. [ZND 01 (1922)]
III-3-3
|
22335 |
alles kwijt |
alles kwijt:
alles kweet met klitse (Q093p Rosmeer),
failliet:
faillit (Q093p Rosmeer),
mem:
Deze platte uitdrukking wordt veel gebruikt.
mēm zie (Q093p Rosmeer),
platzak:
platzak (Q093p Rosmeer),
prut:
prit (Q093p Rosmeer)
|
Alles kwijt bij het knikkeren. [ZND 01 (1922)] || Hoe heet iemand die alles bij het spel (bijvoorbeeld bij het knikkeren) heeft verloren? [ZND 29 (1938)]
III-3-2
|
18631 |
alpinomuts |
alpenmuts:
alpəmeͅts (Q093p Rosmeer)
|
alpino(muts) [patsj] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
24520 |
alsem |
bijvoet:
ook: sintjanskroot
bijvoet (Q093p Rosmeer),
sint-janskruid:
ook: voor de Bijvoet
sintjanskroot (Q093p Rosmeer)
|
bijvoet [DC 60a (1985)]
III-4-3
|
23254 |
altaar |
altaar (<lat.):
op den elter (Q093p Rosmeer)
|
Op het altaar (let op het geslacht!) [ZND 32 (1939)]
III-3-3
|