e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L420p plaats=Rotem

Overzicht

Gevonden: 3443
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
emmer aker: īkər (Rotem, ... ), emmer: ø.mər (Rotem, ... ), tob: toͅp (Rotem, ... ) emmer [ZND 08 (1925)], [ZND 24 (1937)] III-2-1
engel engel: einen engel twie engelen (Rotem), einen ingel twie ingelen (Rotem) Een engel, twee engelen. [ZND 34 (1940)] III-3-3
engerling, larve van de meikever larve: larvə (Rotem), meikevermade: meikevermaai (Rotem), spekmade: spekmaai (Rotem) engerling, larve van de meikever die aan gras- en plantenwortels vreet [N 26 (1964)] || engerling, meikeverlarve [ZND 34 (1940)] III-4-2
enkel enkel: eŋkəl (Rotem) enkel (subst) [ZND m] III-1-1
enten gruffelen: gruffelen (Rotem), grøfələ (Rotem) [RND 08] [ZND 34 (1940)] I-7
entre-deux entre-deux: antrǝdø̄ (Rotem), entre-deux (Rotem) Kanten tussenzetsel in een gordijn, een schort, een kleed enz. [N 62, 81b; N 62, 81a; L 35, 5] II-7
envelop envelop (<fr.): ein envelop (Rotem), na͂velop (Rotem) een omslag (van een brief) [ZND 39 (1942)] III-3-1
epidemie ziekte die besmettelijk is: die zeekte is besmaittelijk (Rotem) die ziekte is besmettelijk [ZND 32 (1939)] III-1-2
erf hof: hūəf (Rotem), ūəf (Rotem) I-7
erf en omliggende landerijen boerderij: būrdǝręi̯ (Rotem), goed: ˲xōǝt (Rotem) De algemene benaming voor het boerenerf met de omliggende landerijen. [N 5AøIIŋ, 76f; L 38, 23] I-8