e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Rotem

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
losse voerbak in de varkenswei trog: [trog] (Rotem) Gewoonlijk worden de varkens binnen gevoerd. Soms echter gebruikte men een losse voerbak voor buiten, in de varkenswei; over deze laatste bak gaat het in dit lemma. Zie voor de fonetische documentatie van (trog) het lemma "varkenstrog" (2.4.3). [N 5A, 61b] I-6
losse voerbak voor runderen koebak: kyu̯bak (Rotem), trog: trūx (Rotem) Een losse bak of kuip waarin men het voer aan de koeien voorzet. Bedoeld wordt een bak waar meer dan één rund uit eet (en soms ook drinkt). Waar deze draagbare en ouderwetse bak niet (meer) bekend is, werden benamingen voor de vaste voerbak opgegeven (krib, trog en hun samenstellingen). Oorspronkelijk diende de krib voor het droge voedsel voor runderen en paarden en de trog voor het natte voedsel voor de varkens, maar in de praktijk lopen de termen dooreen. Sommige opgaven betreffen mogelijk ook het vak voor één koe van de in vakken verdeelde voerbak. Vergelijk de lemmata "voer- en drinkgoot" (2.2.14) en "vaste voer- en drink- en voerbak, krib" (2.2.15). [N 5A, 37c; N 18, 130; monogr.] I-6
losse zak onder de rok geldmaal: geltmāəl (Rotem) tas, losse ~, zak of buidel die onder de rok wordt gedragen [N 24 (1964)] III-1-3
luchtx lucht: locht (Rotem, ... ), loxt (Rotem, ... ), ps. omgespeld volgens Frings.  loͅxt (Rotem, ... ) lucht [ZND 01 (1922)], [ZND 04 (1924)] III-4-4
lucifer stekje: stɛkskə (Rotem, ... ), zwegeltje: zwegelke (Rotem, ... ), zwegəlkə (Rotem, ... ) lucifer [ZND 01 (1922)], [ZND 01 (1922)], [ZND 16 (1934)] III-2-1
lui lui: ook materiaal znd 30, 41(hij is ook zo lui)  lui (Rotem) lui, traag [ZND 01 (1922)] III-1-4
lui (lieden) lui: de luj zeen allemaal boeten in ⁄t veldj aan⁄t maien (Rotem), də lyj zèn vandāg alləmaol būtə op ət feͅltj en ānt meͅ[i}jə (Rotem), ly(3)̄j (Rotem), løi (Rotem), rieke lui (Rotem), mensen: rēͅkə minsə (Rotem) De mensen zijn vandaag alle buiten op het veld en maaien. Mensen of lieden of lui enz. [ZND 04 (1924)] || lui (lieden) [ZND m] || mensen [RND] || Rijke lieden [ZND 30 (1939)] III-3-1
luid schreien beuken: ook materiaal znd 28, 53  beuken (Rotem), bueke (Rotem), buueken (Rotem) luid schreien, krijten [ZND 01 (1922)] III-1-4
luiden luiden: de klok loeien (Rotem) De klok luiden. [ZND 30 (1939)] III-3-3
luiden voor de mis luiden voor de mis: ’t loeitj veur de mes (Rotem) Het luidt voor de mis. [ZND 30 (1939)] III-3-3