19637 |
steenkool |
kolen:
koe-oolen (L420p Rotem, ...
L420p Rotem),
kūlə (L420p Rotem, ...
L420p Rotem),
kool:
kaul (L420p Rotem, ...
L420p Rotem)
|
steenkool [ZND 04 (1924)], [ZND 36 (1941)]
III-2-1
|
26493 |
steenkuip |
kuip:
kōwp (L420p Rotem)
|
De houten of eventueel metalen kuip om de molenstenen heen die verhindert dat het meel verstuift. De kuip rust op een houten voet, het ringhout, en wordt aan de bovenzijde afgedekt met een uit één of meer delen bestaand deksel. Zie ook afb. 81 en 82. De meervoudige opgaven wijzen er waarschijnlijk op dat de kuip in die plaatsen uit verschillende segmenten bestaat. Zie ook het lemma ɛkuipstukkenɛ.' [N O, 19a; A 42A, 36; N D, 13; Sche 50; Vds 144; Jan 151; Coe 132; Grof 153; monogr.; N D, 33 add.]
II-3
|
21421 |
stelen |
stelen:
sti-ailen (L420p Rotem),
stièlen (L420p Rotem)
|
stelen [ZND 25 (1937)]
III-3-1
|
21422 |
stelen, scheefslaan |
pikken:
ēͅ ēͅgət zəch gəpəkt (L420p Rotem),
scheefslaan:
ēͅ ēgətzəch šeifgəslāgən (L420p Rotem)
|
Hij heeft het in t geheim weggenomen (gemeenzame uitdrukkingen als "scheefslaan, pikken"enz). [ZND 01u (1924)]
III-3-1
|
25966 |
stellingmolen |
galerijmolen:
galǝrejmȳǝlǝ (L420p Rotem)
|
Een hoge stenen molen met een zwichtstelling er rond omheen vanwaaraf onder meer de stand van de kap kan worden veranderd en de vang wordt bediend. Zie ook afb. 9. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel -ømolenŋ het lemma ɛmolenɛ.' [N O, 32e; A 42A, 53; Sche 6; N O, 32j]
II-3
|
19522 |
stenen pot, keulse pot |
pot:
pot (L420p Rotem)
|
een stenen pot (hard gebakken, blauwgrijs) [ZND 32 (1939)]
III-2-1
|
32971 |
stengel, steel |
stengel:
stɛ.ŋǝl (L420p Rotem)
|
Stengel, als deel van een plant. [JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|
25195 |
sterx |
ster:
steͅr (L420p Rotem)
|
ster [ZND 07 (1924)]
III-4-4
|
32913 |
steunhoutjes tussen steel en balk |
strevertje:
strē̜vǝrkǝ (L420p Rotem)
|
Het schuine verbindingstuk tussen de steel en de dwarsbalk van de hooihark, dat ter versteviging van de hark in zijn geheel dient. Vaak ziet men twee van dergelijke steunhoutjes; vandaar de meervoudsvormen in de opgaven. Voor de verscheidenheid aan benamingen, zie ook de opmerking bij de het lemma ''dwarsbalk van de hooihark''. Zie voor de vork- en gaffel-benamingen de toelichting bij het lemma ''steel van de hooihark''. Zie ook afbeelding 11, c. [N 18, 92c]
I-3
|
34622 |
steunpaal voor opgeslagen hoogkar |
steunpaal:
stønpōl (L420p Rotem)
|
Lange steunpaal welke men plaatst onder de berries van een opgeslagen hoogkar. [N 17, 82]
I-13
|