21510 |
blussen |
blussen:
blesschen (L420p Rotem),
blossen (L420p Rotem)
|
blussen [ZND 23 (1937)]
III-3-1
|
17882 |
blutsen |
blutsen:
blètschen (L420p Rotem),
blətchen (L420p Rotem)
|
De appels niet blutsen. [ZND 21 (1936)]
III-1-2
|
18143 |
bochel |
bochel:
buchel (L420p Rotem),
buggel (L420p Rotem),
bult:
bəltj (L420p Rotem)
|
een bult (hoge rug, ook bultenaar) [ZND 01U (1924)] || Hij heeft een bochel. [ZND 21 (1936)]
III-1-2
|
29573 |
bodem |
karbodem:
karbui̯em (L420p Rotem)
|
De uit planken bestaande bodem van de bak van de kar, wagen of kruiwagen. [N 17, 23 + 45; N 18, 99; N G, 53d; JG 1a; monogr.]
I-13
|
21300 |
boek |
boek:
book (L420p Rotem),
bōk (L420p Rotem),
bàok (L420p Rotem)
|
boek [ZND 21 (1936)], [ZND m]
III-3-1
|
32982 |
boekweit |
boekweit:
bōkǝnt (L420p Rotem)
|
Fagopyrum esculentum Moench. Een graansoort die gemakkelijk groeit op weinig vruchtbare grond. Boekweit kent geen aren; de korrels hangen in trosjes aan vertakkingen van de stengel. Het zaad is licht en wordt zeer dun gezaaid, slechts 20 kg per hectare. De samenstelling boekweit, -letterlijk "beuke-tarwe" (boek is wisselvorm van beuk), vanwege de drievlakkige vrucht- is kennelijk al snel ondoorzichtig geworden, temeer omdat het element ''weit'' voor "tarwe" in het zuiden van het Nederlandse taalgebied tot de uiterste oostrand beperkt was (zie het lemma ''tarwe'' (1.2.8) met kaart 8). Er zijn dan ook talrijke contractie-vormen ontstaan; het WNT geeft: boekeit, boeket, boekent. In de XVe eeuw is het gewas vanuit Aziē naar Europa ingevoerd; de eerste attestatie in het Nederlandse taalgebied dateert van 1440. De zegsman van K 278 merkt op: "Boekweit en koolzaad werden gewoonlijk alleen op het veld gedorst omdat het geen vervoer verdragen kon." Volgorde van de varianten 1) twee volledige syllaben 2) tweede syllabe toonloos 3) n-epenthese in tweede syllabe. Zie afbeelding 1, f.' [JG 1a, 1b; L 1 a-m; L lijst graangewassen, 1; R 3, 26; S 4; Wi 18; monogr.]
I-4
|
26631 |
boekweitdoppen |
klijen:
klījǝ (L420p Rotem)
|
Zemelen van boekweit. [JG 1b; N Q, 15; monogr.]
II-3
|
33071 |
boekweithok |
heukel:
yǝ.kǝl (L420p Rotem)
|
Vaak worden er geen aparte hokken van boekweitschoven gemaakt, maar wordt elke schoof apart gestuikt; dergelijke stuiken plaatst men dan op rijen. Zie ook de toelichting bij de lemma''s ''boekweitschoof'' (4.6.5) en ''graanhok, stuik, mandel'' (4.6.14). [JG 2c, 2d; Goossens, 1963, krt. 39; monogr.]
I-4
|
20783 |
boekweitpannenkoek |
boekweitse koek:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1, a-m
bokəsə kōk (L420p Rotem)
|
boekweitkoek, pannekoek [ZND 01u (1924)]
III-2-3
|