20637 |
boterham |
boo:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 3 vraag 9
bouw (L420p Rotem),
boterham:
butram (L420p Rotem),
verzamelfiche, ook mat. van ZND 3 vraag 9
boe-oterham (L420p Rotem),
smouer:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 3 vraag 9
smouwer (L420p Rotem)
|
boterham [ZND 32 (1939)] || Een boterham (stuk, botteram?) [N 16 (1962)] || Zijn er andere namen van een boterham, die als platter beschouwd worden? [ZND 32 (1939)]
III-2-3
|
20713 |
boterham (kinderwoord) |
bammetje:
baməkə (L420p Rotem),
boo:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 3 vraag 9
bouw (L420p Rotem, ...
L420p Rotem),
boo-tje:
boͅu̯kə (L420p Rotem)
|
Kinderwoord voor boterham (bam, boo?) [N 16 (1962)] || Zijn er andere namen van een boterham, die als platter beschouwd worden? [ZND 32 (1939)] || Zijn er kinderwoorden voor boterham? [ZND 32 (1939)]
III-2-3
|
20716 |
boterham met kaas |
kazenboo:
kizə boͅw (L420p Rotem)
|
Boterham met kaas (keesbam, keistaat, sjmouer?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20715 |
boterham met vet |
smouer:
smau̯wər (L420p Rotem)
|
Boterham met vet (sjmouer?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20754 |
boterham van wit en zwart brood |
half en half:
awaf ɛn awf (L420p Rotem)
|
Boterham van wit en zwart brood (preekheer?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
19551 |
boterlepel |
boterplets:
būətərpleͅtš (L420p Rotem),
botersteekje:
butərstikskə (L420p Rotem),
plets:
pleͅtš (L420p Rotem),
pletsje:
pletsen lepel in de vorm van plankje met groeven om in de boter een siervorm te geven
pleͅtšə (L420p Rotem)
|
lepel, houten ~; inventarisatie benamingen (boterspaan); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
19549 |
boterpot |
boterpot:
butərpoͅt (L420p Rotem)
|
pot, stenen ~; inventarisatie benamingen voor grote ~~ voor bijv. zuurkool e.d., kleinere ~~ voor boter, eieren e.d. (pijppot, timperpot); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
19517 |
botervlootje |
boterpot:
būətərpoͅt (L420p Rotem),
boterschotel:
butəršutəl (L420p Rotem)
|
botervlootje [N 20 (zj)]
III-2-1
|
32948 |
botteriken |
botteriken:
bǫtǝrekǝ (L420p Rotem)
|
De ladderachtige constructies die vóór en achter op de hooikar worden geplaatst om de laadcapaciteit te vergroten. Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf en afbeelding 16, de foto''s b en c. De term ladders ("ledders" en "leren") wordt zowel voor de botteriken als voor de zijladders gebruikt; zie het lemma ''zijladders van de oude kar''. Het lemma bevat alleen meervouden.' [N 17, 70; JG 1a, 1b, 2a; add. uit N 17, 40 en A 41, 24; monogr.]
I-3
|
33644 |
bouwland |
akker:
akǝr (L420p Rotem),
land:
lant (L420p Rotem),
veld:
fęltj (L420p Rotem),
fɛljtj (L420p Rotem),
vę.ljtš (L420p Rotem),
vęlt (L420p Rotem),
vɛljtj (L420p Rotem),
vɛlt (L420p Rotem)
|
Voor de akkerbouw gebruikt land, het geheel van akkers. [N 6, 33a; N 27, 3a; N 5AøIIŋ, 95a, 95b en 95c; N 11, 1a; L 31, 18; L 19, 1a; L 37, 11b; L a1, 113; L 4, 38; JG 1a, 1b; A 3, 38; A 10, 4; A 20, 1b; Wi 7; S 49; RND 4, 7, 8 en 10, r.37; Vld.; monogr.]
I-8
|