20816 |
rijp |
rijp:
rīēp (Q118p Schaesberg)
|
rijp [RND]
III-2-3
|
25187 |
rijp vormen, rijpen |
witvriezen:
het hat wit gevroren (Q118p Schaesberg)
|
rijp, rijm [DC 48 (1973)]
III-4-4
|
25186 |
rijp, rijmx |
rouwvrost:
rauwvros (Q118p Schaesberg),
rowvros (Q118p Schaesberg),
(half lange klinker).
rowvros (Q118p Schaesberg)
|
rijm (op boomen) [SGV (1914)] || rijm, bevroren dauw of nevel die zich afzet op de takken [waterrijm, roevros] [N 22 (1963)] || vriezen zodanig dat zich rijm op de bomen vormt [rouwvorsten, rijmen] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
33509 |
rijshout, bonenstaak |
rijs:
riezer (Q118p Schaesberg)
|
Erwtenrijzers, twijgen waartegen bepaalde erwten groeien [SGV (1914)]
I-7
|
34643 |
rijtuig |
wagen:
wāgǝ (Q118p Schaesberg)
|
Personenvoertuig, waarbij niet de huifkar bedoeld wordt. Gezien het feit dat het hier om zaken gaat die reeds lang verdwenen zijn, is de verwarring rond de dialecttermen groot. Dit lemma is samengesteld uit de antwoorden op algemene vragen als "hoe noemt u een tweewielig rijtuig" die geen betrekking hebben op een specifieke soort. Ook de meer algemene antwoorden die in N 101 bij de vragen naar bepaalde soorten rijtuigen opgegeven werden, zijn hier verwerkt. De veel voorkomende opgaven "koets" en "sjees", de bekendste vier- en tweewielige rijtuigen, zijn in de betreffende lemmata opgenomen. [N 101, 1-14; N G 51; L 1 a-m; L 28, 24; L 36, 70; LA 288; S 18, 30; Wi 16; monogr]
I-13
|
17587 |
ringbaard |
ringbaardje:
rinkbēùtje (Q118p Schaesberg)
|
ringbaard (visschersbaard) [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
33582 |
ringen, randen verwijderen van peulvruchten |
ringen:
renge (Q118p Schaesberg)
|
[SGV (1914)]
I-7
|
24234 |
ringmus |
ringmus:
ringmusj (Q118p Schaesberg),
ringmös (Q118p Schaesberg)
|
ringmus || ringmus (14 bijna gelijk aan de huismus, maar chocoladepetje en -plekje op de wang; broedt meer in hol hout; vaak op trek in flinke troepen [N 09 (1961)]
III-4-1
|
22865 |
ringrijden, ringsteken |
ringsteken:
rinkstääke (Q118p Schaesberg)
|
ringsteken [SGV (1914)]
III-3-2
|
21214 |
riool |
afvoer:
aafveur (Q118p Schaesberg),
riool:
rioel (Q118p Schaesberg)
|
het stelsel van buizen en kanalen voor het afvoeren v an vuil water [riool, geul, grip] [N 90 (1982)] || riool [SGV (1914)]
III-3-1
|