e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schimmert

Overzicht

Gevonden: 6515

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
<naam> <naam>: naamsdaag (Schimmert), naomfeist vieren (Schimmert, ... ), besteken: besjteeke (Schimmert), heek: heek (Schimmert) De voornaamste plaats in bepaalde spelen [heek]. [N 88 (1982)] || Een naamfeest, naamdag [vernamsdaag, nametsdaag]. [N 96C (1989)] || Feest vieren op de dag gewijd aan de heilige wiens naam men draagt [besteken]. [N 88 (1982)] III-3-2
[culotte] culotte (fr.): soort werkbroek van brede ribfluweel  <culot> (Schimmert) culot, in de betekenis van soort broek; betekenis/uitspraak [N 23 (1964)] III-1-3
[falie] falie: (verouderd).  fale (Schimmert), sluier: schlöjer (Schimmert), voile (fr.): vaol (Schimmert), voeël (Schimmert), voille (Schimmert) falie [SGV (1914)] || sluierdoek, zwarte ~ die over hoofd en schouders wordt gedragen, gewoonlijk in de rouwtijd [vaol, voeël, falje, falie, slöjer, linao] [N 23 (1964)] III-1-3
[kazak] kazak: kazak (Schimmert), 3/4 jurk met nauwe rok eronder.  kazak (Schimmert), soort jas met kleine voorsluiting die men over het hoofd aantrekt. Wordt gemaakt van dikkere stof zoals bv. wol.  kazak (Schimmert) jak; inventarisatie overige soorten; betekenis/uitspraak [N 23 (1964)] || kazak; inventarisatie betekenis/uitspraak [N 23 (1964)] III-1-3
[kazavek?] kazavek: mantel of korte jas  kāsjevāk (Schimmert) kasjevék, in de betekenis van vrouwenmantel; betekenis/uitspraak [N 23 (1964)] III-1-3
[lijfje] lijfje: Over het hemd gedragen bij vrouwen.  liefke (Schimmert) lijfje, in de betekenis van soort kledingstuk; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)] III-1-3
aalmoes aalmoes: aalmoos (Schimmert), almoos (Schimmert), āālmoos (Schimmert) aalmoes [SGV (1914)] || de gift aan een arm persoon [aalmoes, arremoes, karitaat] [N 89 (1982)] III-3-1
aalmoezenier aalmoezenier: aalmozeneer (Schimmert) Een priester die belast is met de zielzorg van een bepaalde klasse of groep van mensen [aalmoezeneer]. [N 96D (1989)] III-3-3
aam, maat van 150 l. aam: oam (Schimmert) aam (maat) [SGV (1914)] III-4-4
aambeeld aanvilt: āmvęlt (Schimmert), ānvɛlt (Schimmert) Een gietijzeren of stalen blok waarop de smid het smeedwerk uitvoert. Aan één of twee zijden van het aambeeld kan een hoorn zijn bevestigd, een puntig uitsteeksel waarop ijzer kan worden gebogen. De vlakke bovenzijde van het aambeeld, de baan, wordt gebruikt voor het smeedwerk. In de baan zijn soms één of meer gaten aangebracht waarin gereedschap zoals de schroodbeitel en de tas kunnen worden geplaatst. Vgl. ook afb. 15. De invuller uit Q 121 kende drie soorten aambeelden: 1. het aambeeld met twee ronde hoorns; 2. het aambeeld met één ronde en één vierkante hoorn; 3. het aambeeld met één hoorn en een stuikblok. Ook andere respondenten vermeldden deze drie aambeelden. Vgl. ook afb. 14. In L 382 kende men ook nog een aambeeld dat speciaal gebruikt werd bij het aanbrengen van de kap op vijlbladen. Het bovenvlak van dit aambeeld was van zacht roodkoper vervaardigd. Zie ook het lemma "vijlkap". [N 33, 40; N 33, 49; N 33, 50; S 1; R 14, 8b; L 1a-m; L 1u, 2; L 17, 9; L B1, 201; N 64, 32a-b; N 66, 13a-b; monogr.] II-11