e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schimmert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hoge pet met opstaand bovenstuk hoge zijden: hoage zie-je (Schimmert) pet met opstaand cylindervormig bovenstuk: het hoge model {afb} [hoge zeje] [N 25 (1964)] III-1-3
hoge rijgschoen bottine: bottins (Schimmert), hoge vrouwluischoen: haug vroului sjoon (Schimmert) rijgschoenen, hoge ~ voor dames [petiens, bottines] [N 24 (1964)] III-1-3
hoge schoen met elastieken tussenstukken bot: botte (Schimmert), brodequin (fr.): [contaminatie van bot en brodequin (fr.) rijglaars, hoge schoen]  boddekeens (Schimmert) schoenen, hoge ~ met elastieken tussenstukken in de schacht [boddekeens] [N 24 (1964)] III-1-3
hoge waterdichte schoen sneeuwschoen: sjnai sjoon (Schimmert), stevel: schtee-vele (Schimmert) schoenen, hoge waterdichte ~ met waterkap [snöwschoen, tongschoen] [N 24 (1964)] III-1-3
hogen hogen: heuge (Schimmert, ... ), hĕŭge (Schimmert, ... ) de eerder geboden som verhogen op een veiling [hogen, een hoog zetten] [N 89 (1982)] || het bedrag waarmee men het bod verhoogt (door bijv. als verkoper mee te bieden) op een veiling [hoog] [N 89 (1982)] III-3-1
hogen, hoogjassen (kaartspel) hogen: heuge (Schimmert) Namen [en beschrijving] van diverse kaartspelen zoals: [bonken, eenentwintigen, hoogjassen, kajoeteren, klaverjassen, kwetten, kruisjassen, liegen, pandoeren, petoeten, schuppemiejen, smousjassen, tikken, toepen, wijveren, zwartebetten, zwartepieten, zwik [N 88 (1982)] III-3-2
hok voor de beer beerkot: bērkǫt (Schimmert) Soms gebruikt men, in aansluiting bij de benamingen voor het hok van de zeug, ook specifieke benamingen voor de hokken van de beer, de mestvarkens en de biggen. Deze laatste staan in de drie volgende lemma''s bijeen. [N 76, 41e] I-6
holenduif holduif: holdoef (Schimmert), hòldoef (Schimmert) holenduif || holenduif (33 lijkt op een blauwe postduif, maar zonder witte stuit; broedt in holle bomen en de laatste tijd ook in stadstorens en muurgaten; roep [hoe-ò, hoe-ò, hoe, hoe] [N 09 (1961)] III-4-1
holronde voegspijker bol voegijzer: bǫl vōx˱īzǝr (Schimmert) Voegspijker waarvan het blad een ronde doorsnede heeft. Werken met de holronde voegspijker leverde volgens de zegsman uit L 382 hol voegwerk op, volgens de invullers uit Q 95a en Q 121 ronde voegen. Zie voor het woordtype 'pannenstrijker' (Q 111) ook het lemma 'Pannenstrijker'. [N 32, 33b; monogr.] II-9
hom hom: homp (Schimmert), WLD  (hŭm) (Schimmert), hôm (Schimmert) Hoe noemt u het voortplantignsvocht van mannelijke vissen (hom, melk, geiltje) [N 83 (1981)] III-4-2