18233 |
horloge |
horloge:
ein horloge (Q098p Schimmert),
horloge (Q098p Schimmert),
uur:
oer (Q098p Schimmert),
ōēr (Q098p Schimmert)
|
horloge [SGV (1914)] || uurwerk dat men bij zich draagt, bijv. om de pols [glozie, lozie, allozie] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
18149 |
horrelvoet |
paardsvoet:
pesjvoot (Q098p Schimmert),
pèèrsvōōt (Q098p Schimmert)
|
Misvormde voet (homperd, horjevoet, horrelvoet, homperpoot, strompelvoet, paardvoet). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
19821 |
hortensia (hydrangea hortensis) |
hortensia:
hortensia (Q098p Schimmert)
|
Welke dialectbenamingen hebt u voor de verschillende potplanten en snijbloemen voor de koude kas: hydrangea macrophylla (hortensia) [N 73 (1975)]
III-2-1
|
17847 |
hotsen |
bottelen:
bottele (Q098p Schimmert),
hobbelen:
hŏbbele (Q098p Schimmert),
hotsen:
hotse (Q098p Schimmert),
schokkelen:
schôkkele (Q098p Schimmert),
stoten:
stoite (Q098p Schimmert),
stuikelen:
sjtoekələ (Q098p Schimmert)
|
hotsen [SGV (1914)] || Hotsen: schokkend, stotend vooruitgaan (schokkelen, hotsen, hotselen, bodderen). [N 84 (1981)] || zachtjes schokken in of op een voertuig op een hobbelige weg (botteren, bottelen) [N 90 (1982)]
III-1-2, III-3-1
|
17812 |
houden |
houden:
hawte (Q098p Schimmert)
|
houden [SGV (1914)]
III-1-2
|
21459 |
houden van |
houden van:
haute van (Q098p Schimmert),
liefhebben:
leefhöbbe (Q098p Schimmert),
spass (du.) hebben aan:
schpâs hŭbbe áán (Q098p Schimmert)
|
liefde voelen voor iemand [fiel zijn met, veel houden van, veel afhouden] [N 85 (1981)] || liefhebben [SGV (1914)]
III-3-1
|
34216 |
houder van slachtvee |
vetweider:
vɛtwɛi̯jǝr (Q098p Schimmert)
|
[N 3A, 77d]
I-11
|
22183 |
houtduif |
bosduif:
boschdoef (Q098p Schimmert),
wilde duif:
wil doef (Q098p Schimmert, ...
Q098p Schimmert,
Q098p Schimmert)
|
houtduif || houtduif (41 grootste en bekendste van het stel; wit aan nek en vleugels; broedt overal in bossen en tegenwoordig ook in dorp en stad; vaak in grote troepen [N 09 (1961)] || Wilde duif [N 94 (1983)]
III-4-1
|
32766 |
houten eg |
houten [eg]:
hǫu̯tǝ [eg] (Q098p Schimmert
[(driehoekig, soms ook vierkant)]
)
|
De oude drie- of vierhoekige eg met houten hoofd- en dwarsbalkjes, waarin houten, later ook ijzeren tanden zaten; zie afb. 51, 52, 53 en 54. Waar men een houten eg gebruikte als onkruideg en/of als zaadeg, is aangegeven in de desbetreffende lemmata. Hieronder is de vorm die de houten eg ter plaatse kon hebben, voorgesteld door de tekens ∆ en vierkant. Voor het woord(deel) ''eg'' resp. ''eg'' zie men de toelichting bij het lemma ''eg''.' [JG 1a; JG 1b add.; N 11, 70 + 71 + 72 add.; N J, 10; A 13, 16b; div.; monogr.]
I-2
|
32906 |
houten gaffel, schudgaffel |
gaffel:
gafǝl (Q098p Schimmert),
schudgaffel:
šøt˲gafǝl (Q098p Schimmert),
šø̜t˲gafǝl (Q098p Schimmert),
stro-/strooigaffel:
strø̜i̯gafǝl (Q098p Schimmert)
|
Houten gaffel met twee lange en enigszins gebogen tanden en een korte steel, doorgaans uit een gevorkte tak gesneden; gebruikt om het hooi te spreiden en te keren, maar ook voor andere doeleinden zoals het opschudden van de graanhalmen bij het dorsen met de vlegel, of het strooien van strooisel en voeder voor de dieren in de stal. Zie afbeelding 10, a. Hoewel in het algemeen de term riek een stuk gereedschap aanduidt met méér dan twee tanden, heeft het woord oorspronkelijk en nog in sommige dialecten ook wel de betekenis van een tweetandige vork, met name dan de vork waarmee het hooi wordt opgestoken (zie het lemma ''oogstgaffel''); de opgaven in dit lemma zijn alle dubbelopgaven, naast gaffel of vork. Buiten Haspengouw en het gebied rond Lommel duidt de combinatie van een lange klinker en de letter f in de varianten van het type gaffel wel op een contaminatie van gaffel en gavel; ze staan telkens aan het slot van de varianten onder het type gaffel bijeen. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel (hooi) zie het lemma ''hooi''.' [N 18, 30; A 28, 6; L 16, 18c; L B2, 243; Lu 6, 6; Av 1, III, 5e; monogr.]
I-3
|