e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schimmert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kreushamer geulhamer: gø̜lhāmǝr (Schimmert) Hamer met aan één of twee zijden een plattoelopende, licht stompe kop. De steel van de hamer kan in het midden of aan een eind van de kop zijn aangebracht. Zie ook afb. 154. Volgens Vuylsteke (pag. 63) dient de hamer om geulen in plaatmateriaal te slaan. In de koperslagerijen in L 246 en L 266 werd de hamer echter gebruikt om een boord aan een werkstuk te drijven. [N 66, 6m-n] II-11
krib in de rivier krib: ein krup (Schimmert), krip (Schimmert), krup (Schimmert, ... ) krib, dam van rijswerk, stenen en aarde om de bedding van een rivier te versmallen en zo de stroom te versterken, loodrecht of schuin op de oever aangebracht [bol] [N 81 (1980)] III-4-4
kribbebijter kribbebijter: krøbǝbītǝr (Schimmert) Nerveus paard dat met de snijtanden in de kribbe of op een ander hard voorwerp bijt, de lucht hoorbaar naar binnen zuigt en kreunt. Dit leidt dikwijls tot indigestie. Een kribbebijter is te herkennen aan de sterke afslijting van de wrijfvlakken, vooral aan de voorrand der snijtanden. Een kribbebijter zuigt wel lucht op; het woord is echter geen synoniem van windzuiger (4.4.5). [JG 1a, 1b; A 48A, 41b; N 8, 62o en 84f; add. uit N 52] I-9
krielkip krielhen: krilhen (Schimmert) Een krielkip is een soort kleine kip. [N 19, 42; monogr.] I-12
krijgen krijgen: kriege (Schimmert) krijgen [SGV (1914)] III-3-1
krijgertje spelen nalopertje spelen: naoleuperke (Schimmert), tikken: tikke (Schimmert) Het spel waarbij één kind anderen tracht in te halen en dan te tikken, waarna de getikte weer de vangman is (ook op dit spel bestaan talloze varianten; misschien kunt u die ook vermelden: de naam en hoe het gespeeld werd) [letsen, hets geven, hetske jagen [N 88 (1982)] III-3-2
krijsen keken: kĕĕke (Schimmert), krijsen: kriesje (Schimmert), kweken: kwĕĕke (Schimmert) een hard schreeuwend geluid maken, gezegd van vogels (kèken, krijsen) [N 83 (1981)] III-4-1
krioelen krioelen: kriaoələ (Schimmert), kronkelen: krunkele (Schimmert), wriemelen: friemele (Schimmert) Krioelen: zich in alle richtingen dooreen bewegen (event. met veel lawaai) (krioelen, broeliën, krielen, kriewelen, kriemelen, wriemelen, wriemelen, grimmelen, wemelen). [N 84 (1981)] III-1-2
kroep kroep: krop (Schimmert, ... ), krôp (Schimmert) Kroep: ontsteking van het strottehoofd en de luchtpijp die door afzettingen op het slijmvlies gevaar van verstikking met zich meebrengt (kroep, krop, pip). [N 84 (1981)] III-1-2
kroeshaar kroeshaar: kroeshaor (Schimmert), kroezel: krōēzel (Schimmert) kroeshaar [N 10 (1961)] III-1-1