17964 |
schokschouderen |
schokschouderen:
schokschauwere (Q098p Schimmert),
schokschouwere (Q098p Schimmert),
sjoksjouwere (Q098p Schimmert)
|
schokschouderen [SGV (1914)] || schouders ophalen [schokschoere] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
20649 |
schol |
schol:
sjôl (Q098p Schimmert),
WLD
schŏl (Q098p Schimmert)
|
Hoe noemt u de schol: een platvis die tot 70cm lang kan worden. Hij heeft een rij benige uitsteeksels tussen het oog en de nabije borstvin. Op het lichaam komen mooie oranje vlekken op een grijsbruine ondergrond voor (plaat, pladijs, schol, schar) [N 83 (1981)]
III-2-3
|
22371 |
schommel |
schokkel:
schokkel (Q098p Schimmert, ...
Q098p Schimmert,
Q098p Schimmert),
sjokkel (Q098p Schimmert, ...
Q098p Schimmert)
|
Het speeltuig bestaande uit een tussen twee neerhangende touwen bevestigde plank, waarop men door zich af te zetten heen en weer zweeft [schommel, touter, stuur, rui, boeis]. [N 88 (1982)] || Hoe noemt men het hier afgebeelde kinderspeelgoed, bestaande uit een touw dat, aan een balk of een boom tak gebonden, in een bocht naar beneden hangt, waarin kinderen graag heen en weer zweven? [DC 19 (1951)] || schommel [SGV (1914)] || Soms is in de bocht van het touw een plankje of een bak bevestigd, waarop of waarin het kind zit. Noemt men deze vorm van het speelgoed misschien met een andere naam als de onder a getekende? [DC 19 (1951)]
III-3-2
|
22372 |
schommelen |
schokkelen:
sjokkele (Q098p Schimmert, ...
Q098p Schimmert)
|
Zich op een schommel heen en weer bewegen [ruien, touteren, sturen, knijen, koggen, boeizen, rijtakken, rijrepen, toetouteren, takkenijen, hoeierzen, beizen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
30482 |
schoof |
schoof:
šǫwf (Q098p Schimmert)
|
Schoof dekstro die geschud is. Het schudden wordt vooral gedaan om onkruid en gebroken halmen uit het stro te verwijderen. Zie ook het lemma 'Strowalm' in wld I.4, pag. 122 ev. [N F, 2]
II-9
|
21277 |
school |
school:
šoal (Q098p Schimmert)
|
school [RND]
III-3-1
|
21427 |
schoolhoofd |
bovenmeester:
baove-meister (Q098p Schimmert),
hoofd van de school:
hoofd van school (Q098p Schimmert)
|
het hoofd van een lagere school [bovenmeester, bovenkoster] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21286 |
schoolkinderen |
schoolkinderen:
ṣo.lkɛ.iŋər (Q098p Schimmert)
|
schoolkinderen [RND]
III-3-1
|
21366 |
schoolopziener |
schoolopziener:
Opm. klank uit Fr. woord toi.
schoilopzeener (Q098p Schimmert)
|
schoolopziener [SGV (1914)]
III-3-1
|
19424 |
schoon, rein |
proper:
proper (Q098p Schimmert),
schoon:
schôên (Q098p Schimmert),
zuiver:
zuuver (Q098p Schimmert)
|
Rein, schoon, als gevolg van het poetsen (schoon, proper) [N 79 (1979)]
III-2-1
|