e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schimmert

Overzicht

Gevonden: 6515
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bordenrek, schotelrek rekje: rĕkske (Schimmert) rekje aan de wand waarop bordjes of sierbordjes worden geplaatst (teerekske) [N 20 (zj)] III-2-1
borduren borduren: borduren (Schimmert), (op de stof)  bordure (Schimmert), festonneren (<fr.): festonneren (Schimmert), (in de stof, daarna langs de randen uitknippen)  festonere (Schimmert) Manier van handwerken waarbij met de naald figuren of bloemen in of op een stof worden vervaardigd (borduren, festonneren) [N 79 (1979)] III-1-3
borduurnaald borduurnaald: bǫrdȳrnǫlt (Schimmert) Een grote naald met zeer groot oog om mee te borduren. Men kent fijne en dikke borduurnaalden. Fijne borduurnaalden zijn middellange naalden met een scherpe punt die worden gebruikt voor het werken met borduurzijde. Dikke borduurnaalden zijn zwaarder en worden gebruikt voor het borduren van wol (Het Beste Naaiboek, pag. 11). [N 62, 49c] II-7
borg borg: bùrg (Schimmert) borg [SGV (1914)] III-3-1
borgen borgen: bôrge (Schimmert), uitstel vragen: oetsjtel vraoge (Schimmert) uitstel van betaling geven [borgen] [N 89 (1982)] III-3-1
borrel drupje: drupke (Schimmert), drŭpke (Schimmert), dröpkə (Schimmert, ... ), kleintje, een -: ⁄n kleintje (Schimmert), smeetsje: schmêske (Schimmert) borrel; Hoe noemt U: Een glaasje sterke drank, borrel (grigo, officiertje, tjipke, sprets, druppel, drup, kleintje, kloekmalder, propje, peut, wippertje, taaie, tikje, slokje, snapsje, spatje) [N 80 (1980)] III-2-3
borrelen (van water) bobbelen: bôbbele (Schimmert), borrelen: borrele (Schimmert), borrələ (Schimmert), brobbelen: broebələ (Schimmert), (Duitsche oe).  ⁄t water brŭbbelt (Schimmert), het water komt naar boven: ⁄t water kump nao bōve (Schimmert), het water komt omhoog: ⁄t water kump omhôg (Schimmert), opborrelen: òpboarrəle (Schimmert), wellen: ⁄t wēlt (Schimmert) bobbelen (t water bobbelt) [SGV (1914)] || bobbelend naar boven komen, gezegd van water [borrelen, wellen, walen, kwelmen] [N 81 (1980)] || door opstijgende damp- of gasbellen in beweging zijn, gezegd van vloeistoffen [bobbelen, borrelen, portelen, drijven] [N 91 (1982)] III-4-4
borrelglaasje drupjesglaasje: drŭpkesglĕĕske (Schimmert), drûpkesglēske (Schimmert) jeneverglaasje met een voetje (borrel) [N 20 (zj)] III-2-1
borstel borstel: beurstel (Schimmert) borstel [SGV (1914)] III-2-1
borstelig haar borstelhaar: beuschtelhāōr (Schimmert), stekelhaar: stekkel haor (Schimmert) borstelig haar (stekkerhaar, pinhoor] [N 10 (1961)] III-1-1