20223 |
buurman |
nabuur:
noaber (Q030p Schinveld),
nabuurman:
noaberman (Q030p Schinveld)
|
buurman [SGV (1914)]
III-3-1
|
20241 |
buurt |
nabuurschap:
noabersjöb (Q030p Schinveld)
|
buurt (in de ~) [SGV (1914)]
III-3-1
|
21305 |
buurten |
uchteren:
ochtere(n) (Q030p Schinveld)
|
buurten (wij gaan ~) [SGV (1914)]
III-3-1
|
18654 |
cape |
pelerine (<fr.):
pellerien (Q030p Schinveld)
|
cape, grote ~, versierd met kant, strikken en fluwelen garnering [umhanger] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18557 |
capuchon |
capuchon (fr.):
capuchon (Q030p Schinveld)
|
capuchon van een regenmantel [tröt] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
21307 |
cavalier |
cavalier (fr.):
Caveljiee (Q030p Schinveld)
|
Cavelier [SGV (1914)]
III-3-1
|
29989 |
cement |
cement:
sǝmęnt (Q030p Schinveld)
|
Een snel verstenend bindmiddel, doorgaans in poedervorm, dat ontstaat door vermenging van kalk- en leemhoudende stoffen die onder hoge temperatuur versinterd zijn. Het bezit de eigenschap door toevoeging van water zowel onder water als aan de lucht te verharden. [N 30, 35a; N 30, 35b; monogr.]
II-9
|
20837 |
cervelaatworst |
boerenworst:
varkens- en rundvlees
boe.rewôêsj (Q030p Schinveld),
droogworst:
varkens- en rundvlees
drêûgwôêsj (Q030p Schinveld),
plokworst:
blokwoejs (Q030p Schinveld)
|
droogworst [N 06 (1960)] || plokworst [N 06 (1960)]
III-2-3
|
18824 |
chagrijn |
chagrijn:
sjagring (Q030p Schinveld),
kruis:
krŭŭts (Q030p Schinveld),
verdroot:
verdroat (Q030p Schinveld)
|
chagrijn [SGV (1914)]
III-1-4
|
20545 |
cichorei |
cichorei:
sigorei-j (Q030p Schinveld, ...
Q030p Schinveld),
keulse:
kölsje (Q030p Schinveld),
suikerij:
soekkerei∂ (Q030p Schinveld)
|
cichorei [SGV (1914)] || cichorei; Hoe noemt U: Surrogaat of smaakverbeterend middel voor koffie gemaakt van de wortel van een bepaalde plant die gemalen en geroosterd wordt (cichorei, cikorei, suikerij, suikeraai, sekraai, bitter, Gemertse koffie) [N 80 (1980)]
I-7, III-2-3
|