24899 |
dinsdag |
dinsdag:
daesdig (Q030p Schinveld),
(ich kom n desdig: verouderd g??).
ich kom dÚɛ̄sdig (Q030p Schinveld)
|
dag; dinsdag [N 07 (1961)] || Dinsdag [ik kom ~] [SGV (1914)]
III-4-4
|
22481 |
dinsdag voor aswoensdag |
carnavalsdinsdag:
Carnavalsdinsdag (Q030p Schinveld),
vastelavondsdinsdag:
Vastelaovendəəsdig (Q030p Schinveld)
|
naam voor de dinsdag voor Aswoensdag [VC 26 (1961)]
III-3-2
|
18601 |
directoire |
boks:
boeksj (Q030p Schinveld),
directoire (fr.):
directoire (Q030p Schinveld)
|
directoire, damesbroek met elastiek in de pijpezoom [sjans-, sjemieboks] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
31706 |
dissel |
boom:
bōm (Q030p Schinveld)
|
Een (korte of lange) boom of balk die aan het voorste asblok van de driewielige kar, de boomwagen of de wagen bevestigd is. De bespanning van de paarden wordt aan deze balk bevestigd. Naargelang de lengte onderscheidt men de korte of kromme dissel (meestal te vinden bij de driewielige kar en de boomwagen), waaraan ten hoogste twee paarden ingespannen konden worden en de lange dissel (meestal te vinden bij de wagen), waaraan twee of meer paarden ingespannen konden worden. De woordtypen die via een attribuut één van deze twee disseltypen aanduiden zijn samengebracht op het einde van het lemma. [N 17, 44a + 50b; N G, 70i-j; JG 1b; JG 1c; JG 1d; JG 2b; A 27, 19 + 21 + 22a; Lu 5, 19 + 21 + 22a; Wi 15; R 3, 93; L 33, 32; monogr.]
I-13
|
22382 |
dobbelsteen |
dobbelsteen:
dobbelsjteen (Q030p Schinveld)
|
dobbelsteen [SGV (1914)]
III-3-2
|
22415 |
dobber |
stop:
sjtop (Q030p Schinveld)
|
dobber [SGV (1914)]
III-3-2
|
20332 |
dochter |
dochter:
dŏchtər (Q030p Schinveld),
doͅxtər (Q030p Schinveld, ...
Q030p Schinveld),
kind:
kentj (Q030p Schinveld),
keͅi̯ntj (Q030p Schinveld),
meidje:
mēͅtjə (Q030p Schinveld),
mèètje (Q030p Schinveld)
|
(dochter;) Hoe wordt de dochter door de ouders aangesproken, als zij niet bij zijn naam wordt genoemd? [DC 05 (1937)] || dochter [DC 03 (1934)] || dochter; (Hoe wordt de dochter door de ouders aangesproken, als zij niet bij zijn naam wordt genoemd?) [DC 05 (1937)] || dochter; onze buurman heeft een zoon en een dochter; volw. [DC 12a (1943)]
III-2-2
|
18252 |
doek |
doek:
dook (Q030p Schinveld, ...
Q030p Schinveld,
Q030p Schinveld),
he poetsde zien sjchoon mit ene dook (Q030p Schinveld)
|
doek [SGV (1914)] || Doek. Hij wreef z’n schoenen op met ’n doek. [DC 35 (1963)]
III-1-3
|
22873 |
doel |
goal (eng.):
Karte 169.
goal (Q030p Schinveld)
|
Tor des Fussballspiels.
III-3-2
|
22876 |
doelman |
keeper (eng.):
Karte 170.
keeper (Q030p Schinveld)
|
Tormann.
III-3-2
|