34314 |
jong varken |
bag:
baq (Q030p Schinveld)
|
Jong varken in het algemeen. [N 19, 3; N C, add.; L 1a-m; L 3, 2b; L 37, 49a; NE I.12; NE 2.I.9; JG 1a, 1b, 2c; AGV KI; S 3; RND 46 en 84; Vld.; Wi 51; Gwn 5, 12; monogr.]
I-12
|
34551 |
jonge gans |
gansje:
gai̯skǝ (Q030p Schinveld)
|
De benamingen in dit lemma duiden in het algemeen op een jonge gans. In vraag A 6, 5c werd gevraagd naar de dialectbenamingen voor "pasgeboren ganzen". De antwoorden zijn ook in dit lemma opgenomen. Hierdoor komen er onder andere (-)kuiken-opgaven voor. [L 34, 15; JG 1a; A 6, 5c; A 2, 42; monogr.]
I-12
|
34481 |
jonge kip |
pul:
pø̜l (Q030p Schinveld)
|
Bedoeld wordt de jonge kip die bijna aan de leg is of net legt. [N 19, 40d; R 14, 23b; R 3, 39; A6, 1b; JG 1a, 1b; L 1a-m; Gwn; Vld.; S 27, add.; monogr.]
I-12
|
20159 |
jongen |
jong:
jŏng (Q030p Schinveld),
joͅŋ (Q030p Schinveld),
juŋ (Q030p Schinveld)
|
jongen [DC 05 (1937)] || jongen (knaap) [SGV (1914)]
III-2-2
|
20365 |
jongen met wie een meisje verkering heeft |
jong:
juŋ (Q030p Schinveld),
verloofd zijn en verkeering hebben worden niet onderscheiden
joͅŋ (Q030p Schinveld),
liefste:
lēstə (Q030p Schinveld),
leͅi̯fstə (Q030p Schinveld)
|
Hoe noemt men den jongen met wien men verkeering heeft? (Hoe noemt men hem, wanneer men met hem verloofd is?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20380 |
jongen met wie men verloofd is |
aanstaande:
ā(n)štoͅandə (Q030p Schinveld),
verloofde:
vərloͅu̯f˂də (Q030p Schinveld)
|
(Hoe noemt men den jongen met wien men verkeering heeft?) Hoe noemt men hem, wanneer men met hem verloofd is? [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
18702 |
jongensblouse |
bloes:
bloes (Q030p Schinveld)
|
jongensblouse, ruime bovenkledingstuk met band of elastiek in de taille [N 23 (1964)]
III-1-3
|
33341 |
jongste knecht, manusje van alles |
varkensjong:
vɛrǝkǝsjǫŋ (Q030p Schinveld)
|
Hulpje op de boerderij. In dit lemma is alleen datgene opgenomen wat nog niet in de lemma''s "knecht, algemeen" (1.3.12) of "koehoeder" (1.3.14) is behandeld. Vaak echter wordt de koejongen ook voor allerlei kleinere karweitjes op en om de boerderij ingezet. Onder klooier wordt een varkenshoeder verstaan. Een aanspender (afgeleid van ''aanspannen'') is een beginneling, die pas van school komt. Voor de fonetische documentatie van het woord (knecht) zie het lemma "knecht, algemeen" (1.3.12). [N M, 1c; monogr.]
I-6
|
21335 |
jood |
jood:
jŭŭd (Q030p Schinveld, ...
Q030p Schinveld)
|
jood [SGV (1914)]
III-3-1, III-3-3
|
23211 |
judas |
judas:
ook wel iskarjoot , in geval men de valschheid scherper wil uitdrukken, of meer in t algemeen
jōēdas (Q030p Schinveld),
juudas (Q030p Schinveld)
|
Judas [SGV (1914)]
III-3-3
|