21257 |
elektrische tram |
elektrieken tram:
eletrikke tram (P052p Schulen)
|
Een electrische tram. [ZND 34 (1940)]
III-3-1
|
18829 |
ellende (lijden) |
ellende:
Huə zit in dellende (P052p Schulen),
Ig z⁄n zie van ellende (P052p Schulen)
|
Hij zit in de ellende. [ZND 35 (1941)] || Ik ben ziek van ellende. [ZND 35 (1941)]
III-1-4
|
19686 |
emmer |
emmer:
emər (P052p Schulen, ...
P052p Schulen)
|
emmer [ZND 08 (1925)], [ZND 24 (1937)]
III-2-1
|
23263 |
engel |
engel:
ən engel twie engeen (P052p Schulen)
|
Een engel, twee engelen. [ZND 34 (1940)]
III-3-3
|
24313 |
engerling, larve van de meikever |
rups:
roeps (P052p Schulen)
|
engerling, meikeverlarve [ZND 34 (1940)]
III-4-2
|
32625 |
enkele kunstmestsoorten |
wit:
wet (P052p Schulen),
zwart:
zwat (P052p Schulen)
|
In dit lemma is een aantal (verzamel)termen voor moderne kunstmestsoorten bijeengezet. De opsomming is verre van volledig, omdat naar het gebruik en de uitspraak van evt. regionale en algemene benamingen voor de verschillende kunstmeststoffen niet overal, noch genoegzaam werd geïnformeerd. [N 11A, 62b; N 11, 27 add.; N P, 8 + 9 add.; div.; monogr.]
I-1
|
33605 |
enten |
griffelen:
grefələ (P052p Schulen),
griffele (P052p Schulen)
|
[RND 08] [ZND 34 (1940)]
I-7
|
21204 |
envelop |
envelop (<fr.):
ien enveloppe (P052p Schulen),
omslag:
ine omslag (P052p Schulen)
|
een omslag (van een brief) [ZND 39 (1942)]
III-3-1
|
33610 |
erf |
erf:
ɛrəf (P052p Schulen),
hof:
hoͅf (P052p Schulen)
|
I-7
|
18837 |
ernstig |
gemeend:
gemeend (P052p Schulen)
|
het is ernstig bedoeld; het is menens [ZND 38 (1942)]
III-1-4
|